top of page

VERHALEN

 Bijbeltekst

 

De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen

om ze door hem te laten aanraken,

maar de leerlingen berispten hen.

Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op

en zei tegen hen:

‘Laat de kinderen bij me komen,

houd ze niet tegen,

want het koninkrijk van God behoort toe

aan wie is zoals zij.

Ik verzeker jullie:

wie niet als een kind

openstaat voor het koninkrijk van God,

zal er zeker niet binnengaan.’

Hij nam de kinderen in zijn armen

en zegende hen

door hun de handen op te leggen.

Marcus. 10:13-16

 

 

En Jezus riep een kind bij zich

en zette dat in hun midden.

En Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u:

Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen,

zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.

Wie zich dan zal vernederen als dit kind,

die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.

En wie zo'n kind ontvangt in mijn Naam, die ontvangt Mij.

Maar wie een van deze kleinen, die op Mij vertrouwen, doet struikelen,

het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was

en hij in de diepte van de zee gezonken was.

Mattheüs 18:1-6

Inhouden
1. Jezus en de kinderen
2. Overwegingen bij het bibliodrama
3. Hij zegende hen door hun de handen op te leggen
4.Laat de kinderen tot mij komen
5. Mohammed (vzmh) en de kinderen
6. Een molensteen om de hals
 

jesus_children.jpg

​1. Bibliodrama: Jezus en de kinderen

Doelen

Via inleving in één van de verhaalfiguren:

  • gevoelig worden voor de (eigen) verhaalfiguur (aspecten) en er een beeld van vormen

  • woorden vinden voor belevingen en overdenkingen in een verhaalpersonage (rol)

  • aandacht geven aan anderen in hun rol, aan eigen overwegingen bij het spel van anderen

  • beter begrip krijgen van van wat er speelt in de overwegingen van de diverse personages in het verhaal

  • eigen overwegingen en intenties leren kennen, zich confronteren met die van anderen

  • eigen verhouding t.o.v. de figuur van Jezus lichamelijk en in woorden uitdrukken

  • een opmerking plaatsen of een vraag stellen aan de figuur van Jezus in de verhaalsituatie

  • in de rol van Jezus een antwoord geven op de gestelde vraag.

 

Spelsituatie

De spelers leven zich in, in één van de diverse figuren die in het verhaal opduiken. Ze stellen zich daarbij een concreet figuur voor..

Een concrete leerling, een concreet kind, een concrete persoon die de kinderen brengt, een bepaalde Jezusfiguur.

Ze trachten zich zo concreet mogelijk in te leven en een positie in de spelruimte aan te nemen ten opzichte van elkaar.

Van daaruit  vertellen ze over hun personage, hun beleving en hun intenties aan de andere spelers.

Na deze voorstelling wordt aan de diverse spelers gevraagd kort iets te zeggen en te doen vanuit hun personage naar één van de andere toe.

Meer info over de werkvorm: >> Werkvorm  Rolinleving

 

Spelverloop

 

1. Het verhaal wordt verteld of voorgelezen

Na het voorlezen wordt gevraagd de eerste indrukken, belevingen en reacties op het verhaal met elkaar te delen.

De diverse personages die meespelen in het verhaal worden benoemd.

Het zijn: 'mensen die kinderen bij Jezus brengen', 'de kinderen',  'Jezus',  en de 'leerlingen'.

2. Het verhaal herbeluisteren

De deelnemers worden gevraagd na het herbeluisteren van het verhaal een verhaalfiguur te kiezen die hen raakt, treft, aanspreekt...

Ze worden gevraagd zich het personage zo concreet mogelijk voor te stellen. Welke man of vrouw zou met kinderen naar Jezus komen en waarom, welk kind ben je en hoe sta je ten opzichte van Jezus, welke leerling van Jezus ben je en wat is jouw perceptie van de situatie, wat gaat er als Jezus door je heen in deze situatie. De spelers trachten zich zo goed mogelijk  hun personages aan te voelen en zich voor te stellen wat hun verhaalfiguur voelt, denkt, gewaarwordt, van plan is, beweegt...

De spelers worden gevraagd eerder met hun gevoel dan met hun verstand te kiezen en zich in te leven zoals zij de figuur begrijpen en verstaan.

De rol van Jezus maag door meerdere deelnemers gekozen worden. Ze spelen die dan op hun eigen wijze.

3. Plaats nemen in de speelruimte

De deelnemers worden gevraagd in de ruimte een plaats in te nemen en een houding aan te nemen die past bij hun verhaalfiguur.

Ze worden ook gevraagd zich een plaats aan te nemen tegenover elkaar.

Omdat Jezus een bepalende rol speelt in het verhaal kan het handig zijn als deze eerst plaats neemt op de speelscene, de ruimte.

De begeleider vraagt de spelers zich voor te stellen alsof ze die verhaalfiguur zelf zijn en goed te voelen wat er mogelijk door hem heen gaat.

Van dan af aan worden zij de verhaalfiguur en spelen ze diens rol in het geheel.

 

4. Het personage doorleefd voorstellen

De  begeleider vraagt de spelers om beurten te vertellen wie ze zijn  en welke hun intenties zijn.

Ze vertellen om beurten over hun rol vanuit hun doorleving: 'ik ben... en ik kom... omdat... en ik hoop...

Hij helpt hen mogelijk met wat verduidelijkende of helpende vragen zoals: 

Wie ben je? Waar kom je vandaan? Waar sta je? Waar ben je mee bezig? Wat zijn je plannen, je bedoelingen?

Hoe ben je daar terechtgekomen? Wat ga je nu doen?

5. Tot leven komen

De begeleider nodigt speler na speler uit iets te zeggen en een beweging te maken of iets te doen, naar één van de  anderen gespeelde figuren uit het verhaal vanuit de eigen intenties. 

Een ouder van een kind duwt haar kind naar Jezus en zegt.... Een man vraagt één van de leerlingen naar de reden van de afwijzing...

Een leerling van Jezus houd de mensen en de kinderen tegen en zegt waarom. Een kind gaat dicht bij Jezus zitten, of vlucht ervan weg...

Jezus raakt één van de kinderen aan of legt het de handen op en zegt...

Ieder speelt op zich vanuit de eigen doorleving naar een andere speler toe.

De begeleider vraagt om daar als tegenspeler (in dit spel) niet op te reageren.

Wanneer iedereen aan de beurt is geweest wordt het spel afgerond en volgt de uitwisseling.

 

Voor ervaren spelbegeleiders is het mogelijk om hier de spelinteractie verder te zetten zoals in het 'groepsinteractiespel' verder wordt aangegeven.  Zie >> Werkvorm Groepsinteractiespel

6. Uitwisseling van ervaringen na het spel

De deelnemers leggen hun rol als speler af en worden weer deelnemers aan het bibliodramagebeuren.

Ze worden gevraagd om hun ervaringen ( belevingen, associaties, gedachten) te delen met elkaar.

Daarna wordt hun gevraagd welke ervaringen uit het eigen leven en hun leefomgeving er bij hen opkomen naar aanleiding van het eigen spel of van één van de medespelers.

Meer informatie over de  uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling

7. Het verhaal herlezen

Het verhaal wordt tot slot herlezen en de eigen invullingen en speelwijzen en ervaringen worden zo aan het verhaal toegevoegd

 

 

Meer informatie zie boek; 'Bibliodrama begeleiden. Wegwijzers voor de praktijk'  >> Naar Boek

2. Overwegingen bij het bibliodrama

Het verhaal van de kinderen die bij Jezus komen, uit Mc 16, wordt voorgelezen.

De begeleidster vraagt welke rol me aanspreekt.

Eigenlijk sprak me dat verhaal op dat moment al helemaal niet aan en ook geen van de rollen kind, ouder, apostel of Jezus trok me erg aan.

Ik koos er uiteindelijk voor om leerling van Jezus te zijn .

"Welke leerling wil je zijn en waar ben je als leerling van Jezus op dat moment in het verhaal mee bezig of om bekommerd?" : is de vraag.

Spontaan komen de woorden in mij boven. Ik zei "Ik ben de leerling Johannes, ik ben de denker, de filosoof van het gezelschap, poëet en ziener ook.

Ik ben maatschappelijk geëngageerd en in druk overleg omtrent de toe­komst.

Ik zie als zijn leerling dat Jezus ook onophoudelijk bezig is en maar doorgaat met zorgdragen en werken. Ik denk dat het niet goed is voor hem. Hij is nodig aan rusten toe. De riem moet er voor hem even af."

In de rol van Johannes zit ik onder de boom en zucht onder al die zorg en al dat voortjagen en nog zoveel moeten.

Ik denk:"Hoelang moet dit nog duren? Die kinderen moeten maar wachten.

Jezus is aan vakantie toe en wil gerust gelaten worden."

Als me gevraagd wordt de kinderen wat meer te beschrijven dan zeg ik:"

Het zijn geen 'lieve' kinderen, het is klein krapul, straatjoeng"

 

Wanneer we nadien terugblikken op het spel (waarvan ik hier maar een kort frag­ment samengebald weergeef) en we de opgedane indrukken, belevingen, associa­ties en herinnerde levenservaringen samen leggen, dan wordt ik mij meer en meer bewust van de betekenissen van mijn associaties voor mijn eigen levenservaring. Als ik de rol van Johannes zoals ik hem speelde, verbind met mijn eigen concrete leven dan wil ik blijkbaar denker, filosoof, ziener en poëet zijn. Is dit niet veel te veel, veel meer dan ik kan. Wil ik niet te veel zijn en doen, teveel lasten dragen, te veel perfectionist zijn, groter zijn dan ik kan? Projecteer ik mijn eigen oververmoeid­heid niet op Jezus en ben ik zelf nodig aan vakantie toe, moet ik zelf niet minderen,

meer tot rust komen... En de kinderen ? Zijn het mijn eigen kinderen waardoor ik gerust wil gelaten worden of de schoolkinderen waarvoor ik werk?

Of is het de schrijnende toestand van de straatkinderen wereldwijd die mij bezwaart. Of alles tegelijk.

Het waren vragen die daar zo ineens op een hoopje lagen en waar ik inderdaad nodig een antwoord moest op verzinnen, dat voelde ik onmiskenbaar. Daar kon ik niet langer omheen, te lang had ik deze vragen onbewust voor me uit geschoven.

Doorheen het spel werden ze me pijnlijk duidelijk en begreep ik meteen waar mijn oorspronkelijke weerstand t.o.v. het verhaal vandaan kwam.

Overweging  over de kinderen in het verhaal

In mijn vroeger beeld van het verhaal zie ik allemaal lieve kinderen rond Jezus.

Een beetje zoals je ze op afbeeldingen ziet, proper gewassen met glimlachend blinkende gezichtjes.

Nu, tijdens het bibliodrama, verschijnen ze tijdens het spel als semi-criminele straatrakkers,

of als kinderen uit de sloppenwijken. Of de evangelist Marcus dit soort kinderen voor de geest

heeft gehad, weten we niet. Het zou best kunnen want in de grootstad Rome

waar hij dit evangelie schreef, was men niet bepaald kindvriendelijk

met het grote aantal kindermoorden en de georganiseerde kinderprostitutie.

Het was toen niet anders dan vandaag. De tekst zelf vult het niet in.

Is het een verrijking wanneer ik nu de tekst lees als 'wie niet wordt als achter­buurtkinderen... '?

Als Jezus heil wil voor de zwaksten en de kinderen daar als voorbeeld voor neemt

dan zeker de meest marginale van deze kinderen.

Als ik de tekst zo lees wordt z'n boodschap er alleen maar sterker door.

64527-jeremy-and-the-kids-at-congolote-maputo-mozambique.jpg
SERENA-850-768x363.jpg
7a67d624f190211d03cd7e0f19fda305d0f23f16.webp
Jesus-Children-29.jpg

3. Hij zegende hen door hun de handen op te leggen

Doelen

Via inleving in de verhaalfiguren:  'Jezus'  en 'kinderen'

  • Het verhaalfragment 'Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen' spelend verkennen

  • beter begrip krijgen van van wat er speelt in de overwegingen van de personages in het verhaal

  • eigen overwegingen, handelingen en houdingen als Jezus verkennen en confronteren met die van de kinderen

  • eigen verhouding t.o.v. de figuur van Jezus lichamelijk en in woorden uitdrukken

  • een opmerking plaatsen of een vraag stellen aan de figuur van Jezus in de verhaalsituatie

  • eigen belevingen als kind bij de aanraking, het handen opleggen verwoorden.

  • eigen belevingen als Jezus in de aanraking van de kinderen verwoorden.

  • de belevingen van de omstanders bij dit verhaalgebeuren verwoorden

 

Spelsituatie

De spelers leven zich in, in één van de twee verhaalfiguren  nl. Jezus of de kinderen uit het verhaal.

Samen verkennen ze het verhaalfragment: Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.

Eventueel kunnen de omstaanders bij dit gebeuren m.n. de leerlingen van Jezus en de ouders, begeleiders van de kinderen

hun belevingen bij de aanrakingen en handopleggingen door Jezus, verwoorden.

Spelverloop

 

1. Het verhaal wordt voorgelezen

De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen.Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: ‘Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen,

want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.

Marcus. 10:13-16

Daarna wordt het gekozen verhaalfragment voorgelezen

Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.

2. Tekeningen van de aanrakingen van de kinderen door Jezus

Bekijk verschillende vormen van aanrakingen door Jezus  van de kinderen op diverse afbeeldingen uit kinderbijbels.

3. De handelingen en houdingen overwegen

+ Bekijk de tekeningen en kijk naar de handen van Jezus. Op welke wijzen raakt Jezus de kinderen aan? Hoe ervaar je die aanrakingen. Welke belevingen, associaties, overwegingen komen er bij je op. Vertel aan elkaar. Welke houdingen lijken je vertrouwd, welke zijn dat minder of niet?

Probeer enkele houdingen, handelingen even uit bij elkaar. Neem voldoende tijd om de houding te verkennen. Tracht ze te doorleven, te voelen. Wat doet het met je?

 

+ Het verhaal geeft aan dat Jezus de kinderen de handen oplegt. Hoe stel je, je dat voor? Vertel aan elkaar. Wat is er de mogelijke betekenis van voor je? Doe even aan elkaar voor welk gebaar jij zou stellen. Hoe zou dat aanvoelen om dat te doen? Hoe zou je dat beleven, ervaren als dit gebaar aan je wordt gesteld?

4. Rolkeuze en rolinleving

Vorm tweetallen van deelnemers aan dit spel.

Overleg voortdurend tijdens het spel met elkaar.

+ Een kind komt naar Jezus toe.  Jezus komt naar het kind toe. .

Hoe  wil je dat in de rol van kind ervaren? Vertel aan elkaar. Wat hoop je te ervaren?

Verken dat met elkaar op doorleefde wijze.

Laat ook gerust woorden in je opkomen

Welke ervaring, beleving... brengt dat bij je te weeg in de rol van kind.

Hoe voelt dat om 'als Jezus' dat te doen?

+Jezus legt het kind de handen op.

Hoe wil je dat in de rol van Jezus uitdrukking geven. Vertel aan elkaar

Welke handelingen als Jezus wil je stellen? Wat wil je uitdrukken?

Neem voldoende de tijd om het te ervaren.

Laat ook gerust woorden in je opkomen

Wat zeg je als Jezus, wat zeg je als kind?

+ Wissel ook van rol. 

5. Uitwisseling

Neem de tijd om telkens na een spel moment ook de eigen belevingen en ervaringen tijdens het spel te verwoorden.

Welke ervaringen uit je eigen leven en leefomgeving komen daarbij boven? Wat ervaar je daarbij?

Welke ervaringen wil je daarvan verder meenemen? Waarom?

 

 

6. Afronding

Herlees tot slot de verhaaltekst

6_edited.jpg
Jesus-Children-23_edited_edited.jpg
jesus-children-43_edited.jpg
jezus_edited.jpg

4. Laat de kinderen tot mij komen

Bibliodrama voor kinderen

Bijbeltekst lezen

Enkele mensen probeerden met hun kinderen bij Jezus te geraken . Ze hoopten dat Jezus hen zou aanraken en de handen zou opleggen.

Maar de leerlingen van Jezus hielden en tegen en wilden hen wegsturen. Maar Jezus zegt: ’Laat de kinderen bij me komen.

Houd ze niet tegen. Want Gods koninkrijk is voor mensen die zijn zoals zij.’ 

Want wie niet wordt als deze kinderen zal dat koninkrijk van God niet binnengaan.

Dan neemt hij de kinderen in zijn armen en zegent hen door hun de handen op te leggen. 

naar Marcus. 10:13-16

Eerste belevingen bij het verhaal.

De kinderen worden gevraagd te vertellen over wat het verhaal bij hen oproept.

 

Afbeeldingen uit kinderbijbels

Bekijk met de kinderen diverse afbeeldingen van het verhaal zoals die te vinden zijn in kinderbijbels, bijbelplaten of op het internet..

Wat vertellen de prenten over hoe Jezus met de kinderen omgaat?

Wat doet JezusHoe doet hij dat op de verschillende prenten? Vertel aan elkaar.

Welke soorten kinderen kan je herkennen? 

Welk kind uit de afbeelding zou je willen zijn? Kan je vertellen wat je daarin fijn vindt?

Welk kind zou je niet willen zijn? Waarom zou je dat niet prettig vinden?

 


 

jesus and children.jpg
Jezus met kinderen.jpg
jesus_children.jpg
Jesus-Children-29.jpg
6.jpg
Jesus-Children-23.jpg
jesus children.jpg
jesus111.jpg

Inleefspellen

* Kinderen kiezen een prent uit en trachten er in groepjes een uitbeelding van te maken.

Uitwerking  zie >> Werkvorm Tableau Vivant

* Kinderen leven zich in als kind dat bij Jezus wil komen, van ver of van dicht(er)bij.

* Kinderen spelen Jezus die zegt: 'laat de kinderen tot mij komen'

* Kinderen spelen de rol van Jezus die de kinderen omarmd en zegenend de handen oplegt.

Uitwerking zie o.a. bovenstaande uitwerking in Bibliodrama 1 en 2

Uitwerking zie >> Werkvorm Rolinleving

* Kinderen spelen de rol van een kind dat naar Jezus komt en door Jezus wordt omarmt wordt en de handen wordt opgelegd.

Uitwerking zie >> Werkvorm Ontmoetingsspel

Afronding

Na het herlezen van het verhaal en het aanreiken van de gespeelde betekenissen aan het verhaal

kan het samen zingen van een lied de spelervaringen op rituele wijze bij elkaar brengen

Lied: Laat de kinderen tot mij komen

Laat de kinderen tot mij komen, alle, alle kinderen
Laat de kinderen tot mij komen niemand mag ze hinderen

Meermaals herhalen.

 

Laat de kind'ren tot mij komen. - YouTube  

https://www.youtube.com/watch?v=d3ZjSdT9Cp4

Lied: Jezus houdt van alle kleine kinderen

Jezus houdt van alle kleine kinderen 3x
Alle kleine kinderen mogen komen
1 kleine, 2 kleine, 3 kleine kinderen
4 kleine, 5 kleine, 6 kleine kinderen
7 kleine, 8 kleine, 9 kleine kinderen
alle kleine kinderen mogen komen

Jezus houdt van alle kleine kinderen - YouTube

https://www.youtube.com/watch?v=__VgSpeRt5s

profeet Mohammed.jpg

5. Mohammed (vzmh) en de kinderen

Het verhaal.

Djabir ibn Soemra is nog een kind. Op een dag gaat hij naar de moskee. Daar is de heilige profeet Mohammed (vrede zij met hem) aan het bidden. Djabir doet het gebed samen met de profeet, en dat ziet de profeet. Als het gebed afgelopen is, gaat iedereen naar huis. Djabir is niet alleen als hij naar huis gaat. Hij loopt aan de hand van de profeet(vzmh), die loopt met hem mee! Djabir kan zijn geluk niet op. Hij loopt te dansen over straat. In de verte speelt een grote groep kinderen. 'Kijk eens!' roept één van hen. 'Daar gaat Djabir met de pro­feet!(vzmh)' Alle kinderen beginnen te rennen. Ze willen er alle­maal bij zijn. De profeet Mohammed (vzmh) heeft hen ook gezien. Hij stopt en wacht lachend op hen. Dat maakt de kinderen erg blij. Ze worden nog blijer, als de profeet met hen praat. Dan wordt het tijd om afscheid te nemen. De profeet (vzmh) geeft alle kinderen een zoen. Natuurlijk krijgt Djabir ook een zoen. Hij is heel gelukkig, als hij naar huis loopt.

1. Aanloopgesprek

+ Als kind, lopen aan de hand van iemand… heb je daar herinneringen aan?

Aan wiens hand was dat? Hoe voelde dat? Wat draag je daarvan nog mee?

+ Hoe zou het zijn om dansend aan iemands hand te lopen? Heb je dat ooit gedaan?

Zou je dat willen doen? Bij wie? Waarom? Vertel aan elkaar.

+ Lopen aan de hand van iemand die je graag ziet, die je bewonderd… hoe voelt dat?

Wat gaat er dan door je heen? Welke gewaarwordingen krijg je dan?

Aan wiens hand heb je zo gelopen? Aan wiens hand zou je willen lopen?

Wat aan belevingen zou je dan voelen denk je? Vertel er over aan elkaar.

 

2. Rolinleving

+ Leef je in, in één van de twee figuren uit het verhaal.

De een leeft zich in als de Profeet Mohammed, de ander als kind.

Laat je inspireren door het verhaalfragment:

Djabir is niet alleen als hij naar huis gaat.

Hij loopt aan de hand van de profeet, die loopt met hem mee!

Djabir kan zijn geluk niet op. Hij loopt te dansen over straat.

+ Neem voldoende tijd om je in te leven in de personages. Doorvoel de situatie, het gebeuren en speel dit na op eigen wijze.

Zoals jij als kind zou zijn. Zoals jij je als de Profeet Mohammed zou voelen, hoe je zou handelen.

Indien je moeite hebt om zelf de rol van de Profeet te spelen, speel dan de rol van een mens die een beetje lijkt op de Profeet Mohammed (vzmh).

Bekijk de afbeeldingen van een men met een kind aan de hand.

 

Welk kind van de foto's zou je willen zijn? Aan wiens hand zou je als kind willen lopen? 

Hoe zou je als kind lopen aan de hand van de Profeet Mohammed (vzmh) ?

Zou je voorzichtig stappen, of grote stappen zetten  zou je omhoog kijken naar de Prpfeet, zou je huppelen, of dansen, of springen aan zijn hand? Hoe zou dat voelen. Kan je het eens voordoen hoe je zou wandelen stappen, huppelen springen, dansen

Welke persoon uit de foto's denk je, zou een beetje zijn zoals de Profeet Mohammed (vzmh) in het verhaal? Kan je daar iets over vertellen?

Welke persoon uit de foto's zou je een beetje willen zijn?

Als jij die persoon was hoe zou je dan een kind bij de hand nemen?

Zou je het liefst hebben dat het kind gewoon wandelt, stevig stapt, huppelt, springt of danst aan je hand.?

Zou jij dan meehuppelen, springen dansen met het kind?

 

+ Loop eens samen hand in hand.

De ene zo een beetje zoals jij denkt dat de profeet zou doen.

De ander zoals je denkt dat Djabir uit het verhaal het zou doen.

Probeer ook eens om op een andere manier elkaar bij de hand te houden

+ Verwissel nu van rol. Wie het kind Djabir speelde, wordt nu de Profeet en omgekeerd.

3. Uitwisseling

+ Vertel nadien aan elkaar wat je allemaal gevoeld, gedacht, geassocieerd hebt tijdens het spelen of erna.

4. Herlezing van het verhaal.

+ Herlees tot slot de verhaaltekst

Materialen: Verhaal; afbeeldingen van een kind aan de hand van een man; Afbeelding van de naam van Mohammed.


 

istockphoto-469382130-170667a.jpg
16569_arab-man-walking-with-her-little-daughter.jpg
4c35272380e2b6bbc1cc894c34bd4b18_edited.
20546_cut-out-arab-man-and-his-son-standing.jpg
13827914-arabic-muslim-father-and-son-standing-together.jpg
da2c044a451ccd6f1b211f8524b7acba_edited.
mühlstein.jpg

6. Bibliodrama: Een molensteen om de hals

Bijbeltekst

En Jezus riep een kind bij zich  en zette dat in hun midden.

En Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u: Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen,

zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.

Wie zich dan zal vernederen als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.

En wie zo'n kind ontvangt in mijn Naam, die ontvangt Mij.

Maar wie een van deze kleinen, die op Mij vertrouwen, doet struikelen,

het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was

en hij in de diepte van de zee gezonken was.

Mattheüs 18:1-6

Bibliodrama

 

1. Een kind struikelt

Iedere speler tracht een situatie voor de geest te halen waarbij een kind struikelt in de brede zin van het verhaal, door toedoen van een volwassene

Speel om beurten de situatie van een kind dat struikelt, maar telkens vanuit de beleving van de situatie die je voor de geest haalt.

Na de struikeling  zegt de speler in de rol van het struikelende kind wat er door hem heen gaat, wat hij beleeft, ervaart, bedenkt, associeert... bij die struikeling. 

De toeschouwende deelnemers worden gevraagd aandacht te geven aan hun eigen belevingen en associaties die bij hen opkomen bij de struikeling en de verwoording van de speler in de rol van het kind. 

Om beurten worden de deelnemers gevraagd hun situatie van struikelend kind (in de zin van het verhaal) uit te beelden en in woorden uit te drukken. De toeschouwers verzamelen hun eigen belevingen en associaties daarbij.

Na een aantal vijftal) spelsituaties worden de opgedane belevingen en associaties aan elkaar uitgewisseld.

Daarna wordt het spel hervat.

2. Een molensteen om je hals

Het bijbelcitaat uit de tekst lezen.

Maar wie een van deze kleinen, die op Mij vertrouwen, doet struikelen,

het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was

en hij in de diepte van de zee gezonken was.

De deelnemers doorleven in de rol van Jezus de woorden uit de bijbeltekst.

Ze stellen zich het verhaal voor, leven zich in, in de rol van Jezus die deze woorden spreekt.

Ze spreken op geheel eigen wijze, met eigen accenten, eigen woordkeuzen, eigen doorleving, eigen emoties... deze zin uit.

De begeleider vraagt nadien aan de speler uit te spreken wat dit met hem doet, gedaan heeft...

Het is van belang dat de spelers dit op hun heel eigen wijze kunnen doorleven.

Deze doorleving kan en mag sterk verschillen bij de woorden die Jezus uitsprak volgens het verhaal.

Er kunnen Jezus heel andere woorden in de mond gelegd worden, die bij de spelers opkomen.

De toeschouwende deelnemers aan dit bibliodrama spreken uit wat hen geraakt heeft of welke associaties dit bij hen oproept.

In de gezamenlijke uitwisseling kan ingegaan worden op de draagwijdte van de Jezuswoorden

en de mogelijke toepassingen in de actuele samenleving vandaag.

bottom of page