Bibliodrama
VERHALEN
Islam
Noeh en het grote schip
Vele jaren gingen voorbij. Toen zond God (Allah) de profeet Noeh tot de mensen. Noeh zei: 'Luister mijn volk, we hebben geen andere god dan Allah. Doe de afgoden weg en leef zoals Hij het ons leert. Mensen, die doorgaan met al het onrecht dat ze dagelijks doen, zullen zwaar gestraft worden.'
De rijken en machtigen van het volk lachten Noeh uit en zeiden: 'Als God (Allah) ons iets te zeggen heeft, stuurt Hij wel engelen naar de aarde. Jij bent maar een gewoon mens en je doet alsof je ver boven ons verheven bent. Je bent een leugenaar. Als het waar is wat je zegt, laat ons dan de straf zien waarmee je dreigt.' 'God (Allah) zal jullie straffen wanneer Hij dat wil', antwoordde Noeh, 'ik wil met jullie niets meer te maken hebben, maar ik zal opkomen voor de armen en de zwakken.' Hij was boos en bedroefd omdat ze niet naar zijn boodschap wilden luisteren. En hij ging hard aan het werk, want hij had van God (Allah) de opdracht gekregen een groot schip te bouwen op het land. Mensen, die het zagen als ze voorbij kwamen, zeiden: 'Noeh is gek geworden. Wat moet hij met zo'n groot schip op het land?' En ze bespotten hem.
Maar Noeh werkte door met zijn zonen en toen het schip eindelijk klaar was, begon het te regenen, dagen en weken achtereen. En het water op de aarde begon te stijgen. Toen ging Noeh in het schip met zijn familie en enkele vrienden die in God (Allah) geloofden. Van elke diersoort op de aarde nam hij een mannetje en een vrouwtje mee. 'In de naam van God (Allah) zullen we over de wateren varen', zei hij, 'en als de tijd daartoe gekomen is, zullen we weer veilig op het land terugkeren.'
Het water steeg hoger en hoger totdat alle dalen overstroomd waren. Eén van de zonen van Noeh was nog niet in het schip gekomen. Bezorgd riep Noeh hem toe: 'Mijn zoon! Kom toch ook aan boord, kom bij ons, blijf niet bij de ongelovigen!' Maar zijn zoon weigerde en zei: 'Ik beklim een hoge berg, daar kan het water me niet bereiken.' 'Alleen mensen, die naar God (Allah) luisteren, kunnen gered worden!' riep Noeh. Zijn zoon keerde zich echter af van zijn vader en op dat moment kwam er een geweldig hoge golf die hem en andere mensen meesleurde.
Het bleef heel lang regenen. Het water steeg zo hoog dat het alle bergen bedekte. En de wind dreef het schip van Noeh met al zijn mensen en dieren over de grote watervlakte naar de vallei van Mekka. Daar lag de Kaäba met de heilige steen nu diep onder het water. Het schip van Noeh dreef zeven maal om de verzonken Kaäba heen. Daarna dreef het naar het noorden. Toen hield het eindelijk op met regenen en de watervloed zakte langzaam. Het schip van Noeh landde veilig tegen de helling van een berg en alle mensen en dieren kwamen naar buiten. Noeh, zijn vrouw, kinderen en vrienden dankten God (Allah) omdat Hij hen had gered.
Islam
Uit : Maraban. Verhalen uit de wereld van de islam. Baukje Offringa.
Noeh en het grote schip
1. Het verhaal wordt voorgelezen
Na het voorlezen van de tekst wordt de tekst in verschillende delen verkend en fragmenten ervan gespeeld
2. Noeh (Nuh) wordt bespot
- Verhaalfragment lezen
En Noeh ging hard aan het werk, want hij had van God de opdracht gekregen een groot schip te bouwen op het land. Mensen, die het zagen als ze voorbij kwamen, zeiden: 'Noeh is gek geworden. Wat moet hij met zo'n groot schip op het land?' En ze bespotten hem.
- Werkvorm Het koor : >>Zie Werkvorm Het Koor
De spelers stellen zich in twee groepen op.
De ene groep wordt gevormd door spelers die de rol van 'mensen die Noeh bespotten' spelen.
De andere groep speelt Noeh en zijn familie.
De spelers die de rol van' mensen die Noeh bespotten' spelen beginnen het spel
De eerste speler die naar voor stapt (protagonist) zegt al uitlachend iets tegen de spelers die de rol van ''Noeh en zijn familie' zullen spelen. De eerste speler (antagonist) van de andere groep (Noeh en zijn familie) verzint daar in zijn rol als verhaalpersonage een antwoord op.
Vervolgens wordt verder gespeeld met de suggesties die in de werkvorm : Het koor' beschreven zijn.
3. Noeh en één van zijn zonen
- Verhaalfragment lezen
Het water steeg hoger en hoger totdat alle dalen overstroomd waren. Eén van de zonen van Noeh was nog niet in het schip gekomen. Bezorgd riep Noeh hem toe: 'Mijn zoon! Kom toch ook aan boord, kom bij ons, blijf niet bij de ongelovigen!' Maar zijn zoon weigerde en zei: 'Ik beklim een hoge berg, daar kan het water me niet bereiken.' 'Alleen mensen, die naar God luisteren, kunnen gered worden!' riep Noeh. Zijn zoon keerde zich echter af van zijn vader en op dat moment kwam er een geweldig hoge golf die hem en andere mensen meesleurde.
- Werkvorm Het koor : >>Zie Werkvorm Het Koor
De spelers die het verhaalpersonage 'Noeh' spelen beginnen het spel en roepen op eigen wijze naar de zoon.
De spelers die de zoon van Noeh spelen, antwoorden telkens op eigen wijze.
Zo verkennen ze de mogelijke argumenten van de zoon van Noeh en ook wat Noeh zelf doet om zijn zoon te redden.
Gebruikmakend van de spelsuggesties die zijn weergegeven bij de werkvorm ' Het koor' verkennen de spelers de wederzijdse argumenten , gevoelens en belevingen van de situatie.
4. Noeh, zijn vrouw, kinderen en vrienden danken God (Allah)
- Het verhaalfragment lezen
Toen hield het eindelijk op met regenen en de watervloed zakte langzaam. Het schip van Noeh landde veilig tegen de helling van een berg en alle mensen en dieren kwamen naar buiten. Noeh, zijn vrouw, kinderen en vrienden dankten God (Allah) omdat Hij hen had gered.
- Werkvorm Tableau vivant: >>Zie Werkvorm Tableau Vivant
De spelers leven zich in, in één van de verhaalfiguren: Noeh, zijn vrouw, één van zijn kinderen of één van de vrienden.
Ze stellen zich één voor één op in de aangegeven ruimte. Ze verbeelden zich dat ze net als in het verhaal de ark hebben verklaten en aan land zijn gegaan. Ze leven zich in, in hun verhaalpersonage dat God (Allah) dankbaar is. Als alle spelers een eigen plaats en houding op het speelveld hebben aangenomen, mag iedereen om beurten God (Allah) danken of aangeven waarom hij God(Allah)
dankbaar is.
5. Uitwisseling
De ervaringen tijdens het spel en associaties over het eigen leven worden met elkaar uitgewisseld
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
Terug naar overzicht
De zijden jas van Hodja
Hodja heeft een uitnodiging ontvangen om naar een feest te gaan. Maar de avond van het feest komt Hodja laat terug van het werk. Het feest is al begonnen en Hodja heeft geen tijd meer om zich te wassen en zijn mooie kleren aan te doen. Daarom gaat hij in z’n alledaagse kleren naar het feest toe.
Alle gasten zijn aanwezig in hun mooiste kleren en zitten thee te drinken, terwijl de tafel wordt gedekt. Als Hodja binnenkomt, komt de gastheer niet naar Hodja toe om hem te verwelkomen. Niemand zegt ‘Marhaban’ tegen Hodja, niemand die hem welkom heet. Niemand komt naar hem toe. Niemand zegt:’Gaat u hier maar zitten.’ Niemand schenkt hem een glas muntthee in.
Hodja wordt een beetje boos. Hij keert zich om en loopt de kamer uit. Dan gaat hij bedroefd terug naar huis.Thuis trekt hij zijn feestkleren aan en daarover zijn mooie zijden jas met vele feestkleuren aan.
Als hij weer teruggaat naar het feest, staat al het eten op tafel en worden de gasten door de gastheer uitgenodigd om aan tafel te komen. Als de gastheer Hodja ziet, gaat hij naar hem toe en zegt ‘Marhaban, hoe gaat het met u? Komt u naast mij zitten aan tafel? Tegen de bediende zegt hij:’Leg eens een kussen achter zijn rug.’ En hij schept zelf het bord van Hodja in met de lekkerste hapjes. Iedereen zegt: ‘Bismillah’ en spreekt de naam van God uit over het eten. Men neemt een lepel en begint te eten.
Maar Hodja pakt de punt van zijn mooie zijden jas en doopt die in de soep en zegt:’Eet smakelijk, jas’. Hodja pakt een stukje brood en steekt het in de zak van zijn jas en zegt:’Eet smakelijk, jas, eet smakelijk.” En in de andere zak stopt hij wat dadels: ”Eet smakelijk jas”.
De gasten kijken verbaasd naar Hodja en de gastheer zegt: ‘Maar Hodja wat doe u nu? Hodja neemt opnieuw de punt van zijn jas en doopt die in de soep en zegt: ‘Ik geef mijn jas te eten.’ ‘Maakt u een grapje Hodja’, vraagt de gastheer. ‘Neen,’ zegt Hodja, ’dit is geen grapje. Toen ik in mijn alledaagse kleren binnenkwam, werd ik niet welkom geheten want er was niemand die Marhaban tegen me zei. Er was niemand die naar mij toekwam. Niemand die zei: Hodja kom naast mij zitten. Ik kreeg niet eens een kopje thee.
Maar toen mijn mooie zijden mantel binnen kwam zei u: ‘Marhaban, wees welkom, hoe gaat het met u. En mijn jas mocht naast u aan tafel zitten. De lekkerste hapjes werden voor mijn jas neergezet. Daarom geef ik mijn jas nu te eten. Want mijn jas is hier welkom en te gast en niet de persoon die er in zit.
Naar een verhaal uit: Offringa, B., Marbahan, Verhalen uit de islam, ’s-Gravenhage, 1989.
De zijden jas van Hodja
1. Het verhaal wordt voorgelezen
2. Kort gesprek als verdere verkenning van het verhaal
In de islam is gastvrijheid heel belangrijk. Tijdens feesten maar ook in het dagelijkse leven zijn gasten erg welkom en worden goed onthaalt. Er bestaan vele verhalen om op het belang van gastvrijheid te wijzen. De zorg om elkaar laten ze zo aan elkaar zien.
Welke kleren draagt Hodja als hij op het feest binnenkomt? Wat is het gedrag van de gastheer en de genodigden? Hoe voelt Hodja zich? Is er met zorg met hem omgegaan? Wat zou er binnen in hem allemaal door hem heen gaan? Weet hij zich gerespecteerd?
Welke kleren draagt Hodja toen hij voor de tweede keer naar het feest ging? Hoe gedraagt de gastheer zich nu? Wat denk je van wat Hodja doet? Hoe begrijp je dat? Vindt je dit grappig? Vertel even. Wat wil dit verhaal vertellen denk je?
3. Iemand niet verwelkomen
- Verhaalfragment lezen
Alle gasten zijn aanwezig in hun mooiste kleren en zitten thee te drinken, terwijl de tafel wordt gedekt. Als Hodja binnenkomt, komt de gastheer niet naar Hodja toe om hem te verwelkomen. Niemand zegt ‘Marhaban’ tegen Hodja, niemand die hem welkom heet. Niemand komt naar hem toe. Niemand zegt:’Gaat u hier maar zitten.’ Niemand schenkt hem een glas muntthee in.
- Niet welkom heten en niet welkom zijn
Alle spelers (op één na) leven zich in als gasten in hun mooiste kleren bij een feestmaal. Ze spelen hun verhaalpersonage zoals het verhaal aangeeft. Ze geven zichzelf een houding en eigen gedragingen in deze situatie. Eén speler leeft zich in als Hodja die binnenkomt in zijn werkkleren.
De speler die de figuur van Hodja speelt kan ervaren hoe het is om niet te worden welkom geheten, niet te worden aangesproken, geen plaats te krijgen, geen thee te krijgen aangeboden.
Meerdere spelers verkennen de rol van Hodja. Ze staan stil bij hoe het voelt om ergens niet welkom te zijn.
De andere spelers die 'de andere gasten' spelen kunnen meerdere verschillende houdingen t.o..v Hodja verkennen. Vb. wegkijken, de rug draaien, langs iemand heen kijken, druk doen, onder elkaar babbelen, fluisteren, kwaadspreken over Hodja...
- Uitwisselen
De spelers stappen uit hun rol, schudden het van zich af en gaan samen in een kring zitten
Ze vertellen aan elkaar hoe ze het beleefd hebben om Hodja niet welkom te heten, geen plaats te geven, geen thee...
Daarna vertellen degenen die Hodja gespeeld hebben hoe ze het ervaren hebben om als Hodja niet welkom te zijn. Wat hebben ze gevoeld, gedacht, gewaar geworden, willen doen?
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
4. Iemand verwelkomen
- Verhaalfragment lezen
Thuis trekt hij zijn feestkleren aan en daarover zijn mooie zijden jas met vele feestkleuren aan. Als hij weer teruggaat naar het feest, staat al het eten op tafel en worden de gasten door de gastheer uitgenodigd om aan tafel te komen. Als de gastheer Hodja ziet, gaat hij naar hem toe en zegt ‘Marhaban, hoe gaat het met u? Komt u naast mij zitten aan tafel? Tegen de bediende zegt hij:’Leg eens een kussen achter zijn rug.’ En hij schept zelf het bord van Hodja in met de lekkerste hapjes. Iedereen zegt: ‘Bismillah’ en spreekt de naam van God uit over het eten.
- Iemand welkom heten en welkom zijn
Dezelfde wijze van spelen als in bovenstaande speelwijze.
Degenen die de personages van de andere gasten spelen, gaan nu Hodja wel welkom heten. Ze worden zich bewust op welke wijze ze iemand begroeten, een plaats aanbieden, thee aanbieden...
De speler die Hodja speelt, draagt eventueel een mooi jas of een soort manteldoek om de schouders. Deze speler ervaart hoe het is om te worden welkom geheten, een plaats aangeboden, thee enz...
Deze spelmomenten worden meermaals herhaald met een andere speler als Hodja. Ook de andere spelers als gasten verkennen de rol die ze spelen op meerdere wijzen.
- Uitwisselen
De spelers stappen uit hun rol, schudden het van zich af en gaan samen in een kring zitten
Ze vertellen aan elkaar hoe ze het beleefd hebben om Hodja welkom te heten, een plaats te geven, thee aan te bieden...
Daarna vertellen degenen die Hodja gespeeld hebben hoe ze het ervaren hebben om als Hodja welkom te zijn. Wat hebben ze gevoeld, gedacht, gewaar geworden, willen doen? Hoe voelt het om te worden welkom geheten?
Er wordt gereflecteerd over de diverse wijzen waarop in het spel werd welkom geheten, een plaats werd gegeven, thee aangeboden...
Er word samen gezocht op welke wijze dat nog anders kan. Samen meerdere handelingen en houdingen opsommen en samenleggen.
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
5. Iemand welkom heten, inoefenen
- In groepjes van 4 tot 5 spelers.
Be bovenstaande scène naspelen en daarbij de diverse, in de uitwisseling besproken, gedragingen en houdingen proeven, verkennen, ervaren en inoefenen. Telkens om beurten speelt een andere deelnemer de rol van Hodja. Ook de andere rolgedragingen van de 'gasten' worden door telkens andere spelers verkend: het welkom heten, het vragen hoe het met iemand gaat, het iemand een plaats geven, het thee aanbieden...
- Uitwisseling in de kleine groep
De iverse belevingen in de rollen worden uitgewisseld en samen besproken welke houdingen en handelingen ze het best kunnen stellen. Welke handelingen hen niet goed liggen. Wat ze nog meer zouden willen verkennen of oefenen.
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
6. Hodja vertelt waarom hij zijn zijden jas te eten geeft
- Het verhaal lezen
De gasten kijken verbaasd naar Hodja en de gastheer zegt: ‘Maar Hodja wat doe u nu? Hodja neemt opnieuw de punt van zijn jas en doopt die in de soep en zegt: ‘Ik geef mijn jas te eten.’ ‘Maakt u een grapje Hodja’, vraagt de gastheer. ‘Neen,’ zegt Hodja, ’dit is geen grapje. Toen ik in mijn alledaagse kleren binnenkwam, werd ik niet welkom geheten want er was niemand die Marhaban tegen me zei. Er was niemand die naar mij toekwam. Niemand die zei: Hodja kom naast mij zitten. Ik kreeg niet eens een kopje thee. Maar toen mijn mooie zijden mantel binnen kwam zei u: ‘Marhaban, wees welkom, hoe gaat het met u. En mijn jas mocht naast u aan tafel zitten. De lekkerste hapjes werden voor mijn jas neergezet. Daarom geef ik mijn jas nu te eten. Want mijn jas is hier welkom en te gast en niet de persoon die er in zit.
- Het spelen van Hodja die vertelt waarom hij zijn jas te eten geeft.
De spelers leven zich in, in de verhaalfiguur van Hodja, die vertelt waarom hij zijn zijden jas te eten geeft.
Om beurten houden ze op geheel eigen wijze een korte uiteenzetting.
Daarin ervaren ze hoe het voelt om de 'gasten' op hun plaats te zetten, om aan te geven welk gedrag van waarde is en wat niet...
Ze proeven hoe ze dit met de nodige humor, fijnzinnigheid, sarcasme, verontwaardiging... kunnen brengen.
- Uitwisseling
De diverse spelers in de rol van Hodja vertellen hoe het was om zo'n speech te houden.
De gasten hoe het was om zo'n speech te aanhoren.
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
7. Het verhaal wordt tot slot herlezen
Terug naar overzicht
De rivier en het zand
Er was eens een rivier. Hoog in de bergen was ze ontsprongen. Dartel en lenig slingerde ze zich door de valleien. Ze werd steeds sterker en steeds breder. Toen bereikte ze de woestijn. De rivier wilde ook dwars door de woestijn vloeien, maar ze bemerkte dat haar water verdween, hoe snel ze ook door het zand trachtte te stromen. Ze was er echter van overtuigd dat het haar bestemming was om deze woestijn te doorkruisen,maar er was geen weg.
Nu fluisterde de verborgen stem van de woestijn haar toe: "De wind kan de woestijn oversteken en jij kan dat ook!" Nog nooit had de rivier die stem gehoord. "Ik zal met zand vermengd en door de woestijn opgeslorpt worden", zei de rivier. "De wind kan vliegen maar ik niet." "Zoals je bent, kom je er niet doorheen", fluisterde de woestijn." "Je zou verdwijnen of een moeras worden. Je moet willen dat de wind je over de woestijn draagt, naar je bestemming."
"Dat kan de wind niet", spotte de rivier. "Jawel", zei de woestijn, "Je moet willen dat de wind jou opneemt." Zo'n gek idee kon de rivier niet aannemen. Een rivier in de lucht! Ze zou haar persoonlijkheid verliezen en wie kon haar waarborgen dat ze ooit opnieuw zichzelf zou worden.
De woestijn zei: "ik beloof het je." De wind neemt je op, draagt je over de woestijn en laat je dan weer los. Je valt als regen naar beneden en dan wordt je water weer een rivier."
"Hoe kan ik weten dat je niet liegt?" vroeg de rivier. "Het is zo!", zei de woestijn. "En als je het niet gelooft, staan er je erge dingen te wachten". "Waarom mag ik niet blijven, zoals ik nu ben?" sputterde de rivier. "Het kan niet,'! zei de woestijn, "maar wie je echt bent, gaat niet verloren. Aan de andere kant van de woestijn krijg je dezelfde naam, want wat je bent, blijft!"
Toen gaf de rivier zich over aan de verwelkomende armen van de wind. Teder en gemakkelijk droeg hij haar omhoog. Toen ze de toppen van de bergen, aan de andere kant van de woestijn, bereikten, liet de wind haar zachtjes vallen. En al haar druppels vloeiden samen, zochten elkaar en werden weer beekje... riviertje... Toen vroeg de rivier aan de woestijn: "Hoe wist jij dat het zo zou zijn?" En het zand van de woestijn fluisterde: "Wij wisten het, omdat wij het dag na dag zien gebeuren en omdat wij, het zand, ons helemaal uitstrekken van de woestijn tot aan de bergen." Daarom zeggen de mensen dat de manier waarop de levensstroom, zijn reis voortzet, in het zand staat geschreven.
Een verhaal uit de islam:Uit: Shah, I., Derwisjen vertellen. Deventer.
Terug naar overzicht
Terug naar overzicht
De rivier en het zand
1. Het verhaal wordt voorgelezen
2. Ontmoeting van de rivier met het zand
Werkvorm: Ontmoetingsspel: >> Zie werkvorm ontmoetingsspel
De spelers trachten te voelen door welk verhaalpersonage ze het sterkst aangesproken zijn en welke rol ze willen opnemen in het spel.
Twee aan twee zetten de spelers zich klaar voor hun ontmoeting.
Het beginfragment van het verhaal wordt herlezen
Er was eens een rivier. Hoog in de bergen was ze ontsprongen. Dartel en lenig slingerde ze zich door de valleien. Ze werd steeds sterker en steeds breder. Toen bereikte ze de woestijn. De rivier wilde ook dwars door de woestijn vloeien, maar ze bemerkte dat haar water verdween, hoe snel ze ook door het zand trachtte te stromen. Ze was er echter van overtuigd dat het haar bestemming was om deze woestijn te doorkruisen,maar er was geen weg.
De speler die de rol van het zand speelt neemt plaats in het speelveld.
De speler die rivier speelt, komt langzaam naar het zand toe.
Ze trachten naar elkaar toe hun situatie te verwoorden.
Na elk kort spel nemen de andere spelers de zelfde rollen op en spelen de situatie uit het verhaal op eigen wijze en met eigen invullingen.
Uitwisseling van ervaringen.
3. De uitnodiging van het zand en het antwoord van de rivier
Werkvorm: Ontmoetingsspel: >> Zie werkvorm ontmoetingsspel
Het betreffende verhaalfragment wordt verder gelezen.
Nu fluisterde de verborgen stem van de woestijn haar toe: "De wind kan de woestijn oversteken en jij kan dat ook!" Nog nooit had de rivier die stem gehoord. "Ik zal met zand vermengd en door de woestijn opgeslorpt worden", zei de rivier. "De wind kan vliegen maar ik niet." "Zoals je bent, kom je er niet doorheen", fluisterde de woestijn." "Je zou verdwijnen of een moeras worden. Je moet willen dat de wind je over de woestijn draagt, naar je bestemming.""Dat kan de wind niet", spotte de rivier. "Jawel", zei de woestijn, "Je moet willen dat de wind jou opneemt." Zo'n gek idee kon de rivier niet aannemen. Een rivier in de lucht! Ze zou haar persoonlijkheid verliezen en wie kon haar waarborgen dat ze ooit opnieuw zichzelf zou worden.
De woestijn zei: "ik beloof het je." De wind neemt je op, draagt je over de woestijn en laat je dan weer los. Je valt als regen naar beneden en dan wordt je water weer een rivier." "Hoe kan ik weten dat je niet liegt?" vroeg de rivier. "Het is zo!", zei de woestijn. "En als je het niet gelooft, staan er je erge dingen te wachten". "Waarom mag ik niet blijven, zoals ik nu ben?" sputterde de rivier. "Het kan niet,'! zei de woestijn, "maar wie je echt bent, gaat niet verloren. Aan de andere kant van de woestijn krijg je dezelfde naam, want wat je bent, blijft!"
De beide spelers plaatsen zich in elkaars nabijheid op het speelveld.
De ene speelt het zand de ander speelt de rivier.
In het gesprek dat ontstaat trachten ze op eigen wijze het eigen verstaan van de verhaalrol weer te geven. Ze doen dat op hun eigen wijze, gebruikmakend van de verhaalelementen. Deze zinsneden uit het verhaal kunnen ze op geheel eigen wijze vormgeven, hertalen, herschrijven ... maar ook achterwege laten en eigen woorden en antwoorden verzinnen.
Het gesprek mag maximum twee minuten duren.
Daarna komen er twee andere spelers om op hun eigen wijze de verhaalpersonages gestalte te geven.
Uitwisseling van belevingen en ervaringen
4. De rivier geeft zich over aan de wind
- Het verhaalfragment wordt gelezen
Toen gaf de rivier zich over aan de verwelkomende armen van de wind. Teder en gemakkelijk droeg hij haar omhoog. Toen ze de toppen van de bergen, aan de andere kant van de woestijn, bereikten, liet de wind haar zachtjes vallen. En al haar druppels vloeiden samen, zochten elkaar en werden weer beekje... riviertje... Toen vroeg de rivier aan de woestijn: "Hoe wist jij dat het zo zou zijn?" En het zand van de woestijn fluisterde: "Wij wisten het, omdat wij het dag na dag zien gebeuren en omdat wij, het zand, ons helemaal uitstrekken van de woestijn tot aan de bergen." Daarom zeggen de mensen dat de manier waarop de levensstroom, zijn reis voortzet, in het zand staat geschreven.
- De spelers worden uitgenodigd om, indien gewenst, zich in te leven in de rivier, die mogelijk op punt staat zich over te geven aan de wind om zich te laten meevoeren over de bergen.
- Deze scène kan individueel gespeeld worden. De speler wordt begeleid door de spelbegeleider.
gehanteerde werkvormen hierbij kunnen zijn: Rolinleving >> Naar Werkvorm Rolinleving en Interview >> Naar Werkvorm Interview
De speler leeft zich in, in de rol van de rivier. Hij overweegt om zich over te geven aan de wind. Hij stelt zichzelf vragen over zijn waagstuk. Met de hulp van de begeleider die de speler ondersteunt om zijn belevingen, overwegingen, aarzelingen, plannen, handelingen en de mogelijke effecten te verkennen, onder ogen te zien.
De speler verwoord aan het slot welke beslissing hij zal nemen.
- Deze scène kan ook gespeeld worden met een medespeler die de rol van 'de wind' op zich neemt.
- Uitwisseling van ervaringen na elk spel of na een reeks van spelmomenten
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
6. Het verhaal wordt tot slot herlezen
Terug naar overzicht
Tijdschriftartikel en boekwerk
m.b.t. 'De rivier en het zand
There is a Crack in Everything
Education and Religion in a Secular Age
geredigeerd door K. H. (Ina) ter Avest
Bibliodrama: Introducing Stories from Narrative Traditions
in the Development of Young People’s Life Orientation
by Jean Agten
Meer hierover: >> Naar https://www.mdpi.com/books/pdfview/book/1836
Bibliodrama: Introducing Stories from Narrative Traditions
in the Development of Young People’s Life Orientation
by Jean Agten
in: There is a Crack in Everything - Education and Religion in a Secular Age
(Ed.) K. H. (Ina) ter Avest
published in Education Sciences
Journals Education Sciences Volume 9 Issue 2 10.3390/educsci9020107
De tekst is te lezen via : https://www.mdpi.com/2227-7102/9/2/107
Bibliodrama: Introductie van verhalen uit verhalende tradities
in de ontwikkeling van de levensoriëntatie van jongeren
door Jean Agten
in Nederlandse vertaling te lezen via Google Translate
https://www.mdpi.com/2227-7102/9/2/107
Terug naar overzicht
Het licht
Allah is het licht
An Noer (Het Licht)
Allah is het licht van de hemelen en de aarde.
Een gelijkenis van Zijn licht is als een pilaar waarop een lamp staat
– de lamp zit in een glas, het glas is als het ware een helder schijnende ster –
Aangestoken van een gezegende olijfboom, noch oosters noch westers,
waarvan de olie licht geeft, hoewel vuur het niet aanraakt – licht op licht.
Allah leidt naar zijn licht wie Hem behaagt.
Koran 24, 35
Achtergronden
Het Licht in de Koran
Hoofdstuk (Soera) 24 van de Heilige Koran is getiteld An-Noer of ‘Het Licht’
1. Volgens de Koran is licht van God afkomstig om de mensen te leiden, om hen uit de duisternis te brengen.
2. Het licht van God wordt hier in de Koran beschreven als licht van een lamp die schittert als een ster, op een hoge plek geplaatst, zodat het licht zich tot overal kan uitstrekken.
3. De ‘vlam’ van het licht van God wordt beschermd, net zoals een lamp beschermd wordt door een glazen omhulsel. Met andere woorden, de door God gezonden leringen van de islam worden tegen uitroeiing beschermd.
4. De ‘brandstof’ van dat licht is afkomstig van een “gezegende olijfboom, noch oosters noch westers”, wat betekent dat de leringen van de islam gebaseerd zijn op vrede (olijfboom), die noch het oosten noch het westen in ongelijke mate bevoordelen, maar die gelijkelijk voor de hele mensheid zijn bestemd. Merk op dat de olijftak een oud en universeel symbool van vrede is.
5. Terwijl stoffelijke lichten brandstof verbranden en heet worden, gaat het van Allah afkomstige licht met geen enkele hitte gepaard. De mens zelf heeft altijd gepoogd om ‘efficiëntere’ lichtbronnen uit te vinden die zo min mogelijke hitte opwekken, aangezien de hitte die een lamp produceert verloren energie is. De brandstof van het licht van Allah brengt zuiver licht voort, zonder verbranding, zonder hitte. Vaak kleeft er aan een godsdienst een aanzienlijke hoeveelheid hitte, waarvan voorbeelden zijn: vurige toespraken van predikers, verhitte debatten tussen volgelingen van verschillende geloven, en licht ontvlambare, snel oplaaiende religieuze sentimenten. Maar de islamitische leringen zijn licht zonder hitte. Wij dienen dus licht te verspreiden zonder hitte op te wekken.
6. “Licht op licht”: het blijft licht aan u geven, en daarna nog meer licht. Er bestaat geen einde aan de hoeveelheid vooruitgang die u kunt boeken, meer en meer leiding ontvangende via het licht van Allah.
7. Vers 36 spreekt over het van God afkomstig licht, dat in die huizen verschijnt waarin aan Hem wordt gedacht, waarin gehandeld wordt volgens Zijn leringen. Het is in huizen waarin zich personen bevinden “die door handel noch door verkoop van de gedachtenis aan Allah, het onderhouden van het gebed en het betalen van de armenbelasting worden afgeleid”. De Koran onderricht dat het licht van God dat huizen binnentreedt, waarin mensen zijn die het verwerven van rijkdom niet boven hun plicht tegenover God en hun plicht tegenover de medemens stellen. Rijkdom mag niet ter aanbidding tot een god worden gemaakt; wanneer wij bezig zijn met geld verdienen, moeten wij in de eerste plaats de gedachtenis aan Allah (het denken aan Zijn leringen van oprechtheid, waarheid en eerlijk handelen), onze geestelijke plichten (gebed) en onze plichten om het goede te doen tegenover andere mensen (liefdadigheid) in gedachten houden.
Terug naar overzicht
Toepassingen
Het licht
1. De Korantekst lezen
Lees de tekst in het Nederlands . Lees de tekst ook in het Arabisch indien mogelijk.
2. Herlees stap voor stap
De verschillende onderdelen van de beschrijving van het goddelijke licht stap voor stap herlezen.
Kort verwoorden wat dit onderdeel van het beeld bij je oproept.
3. Spelvorm 1.
De begeleider zet in de ruimte op symbolische wijze de verschillende aspecten van het goddelijke licht neer.
Bij wijze van voorbeeld.
- een lamp op een staander
- een lamp in een glas
- een licht als een ster
- een afbeelding van een olijfboom
- een kruikje olijfolie
De voorwerpen worden op een lijn opgesteld aan de ene zijde van de speelruimte
Hij vraagt de deelnemers zich op te stellen tegenover één van de aspecten die het goddelijke licht symboliseren.
Meerdere spelers kunnen voor het zelfde onderdeel van het licht staan
Ze leven zich in alsof ze voor (een aspect van) het licht van God staan.
Ze nemen een houding aan tegenover het lichtaspect dat hen raakt, treft...
De spelers bepalen ook zelf de afstand tot het symbolische voorwerp.
Meer informatie over rolinleving: <<Zie Werkvorm Rolinleving
De begeleider vraagt iedere speler om beurt om te verwoorden wat ze bij zichzelf ervaren in het aanschijn van een onderdeel van het gesymboliseerde goddelijke licht. Wat roept het bij hen op? Waar raakt het hen? Welke gevoelens, bedenkingen, overwegingen, gewaarwordingen of herinneringen roept het wakker?
Nadat iedereen dit op eigen wijze verwoord heeft, leggen ze hun rol af.
4. Uitwisseling
Na de beleving volgt de uitwisseling van belevingen en associaties die tijdens het spel zijn opgekomen en die nog niet werden verwoord. Daarna worden ook de verbindingen met het eigen leven en het maatschappelijke leven met elkaar gedeeld.
Meer informatie over het uitwisselen: >> Zie Bibliodrama Uitwisseling
5. Spelvorm 2
Allah leidt naar zijn licht wie Hem behaagt.
De verhaaltekst wordt opnieuw gelezen. De laatste zin wordt dan herlezen.
De begeleider licht de werkwijze en de doelen toe.
De verschillende voorwerpen uit het vorige spel die onderdelen van het goddelijke licht symboliseren
worden samengebracht op het verste punt in de ruimte.
Aan de overzijde nemen de deelnemers plaats.
De begeleider vraagt wie mogelijk iets wil ervaren van: ' door God naar het licht geleid worden'
Hij vraagt ook aan de speler of hij iemand van de deelnemers wil vragen om de 'rol' van God-Allah te spelen en hem
naar het (gesymboliseerde) licht te begeleiden. (het mag ook zonder hulpspeler, gewoon op eigen aanvoelen.)
De beide spelers worden gevraagd om zich goed op elkaar af te stemmen.
Het is de speler die de rol van God op zich neemt die de leiding neemt en naar het licht leidt.
De spelers worden gevraagd zich in te leven in de eigen rol.
Meer informatie over rolinleving: <<Zie Werkvorm Rolinleving
De spelers kiezen zelf hoe ze hun rol vorm geven. Hoever ze naar het licht willen leiden, of geleid worden.
Ook de wijze van leiden en geleid worden kunnen ze overwegen en trachten vorm te geven. Welke gebaren, woorden, houdingen horen daarbij.
Hoe stellen ze het onderweg zij op elkaar af.
Wanneer de spelers halt houden wordt er stilgestaan bij de beleving van dat gebeuren.
De begeleider vraagt dan aan de speler die naar het licht geleid wordt uit te spreken wat hij voelt, ervaart....
Daarna worden beide spelers ontrolt en gaan ze terug naar hun plaats.
Dan is het de beurt aan twee andere spelers.
6. Uitwisseling
De spelers wisselen elkaar belevingen en associaties uit. Ook de verbindingen met eigen levenservaringen.
Daarna vertellen de spelers die de rol van God hebben opgenomen te vertellen wat ze beleefd en ervaren hebben in deze rol.
Hoe was het om iemand naar het licht te begeleiden? Op welke wijze hebben ze dit vorm gegeven. Welke motieven speelde er in mee.
Vertelt dit ook iets over hoe ze God in hun leven ervaren? Of zouden willen ervaren...
Meer informatie over het uitwisselen: >> Zie Bibliodrama Uitwisseling