Bibliodrama
WERKVORMEN
Model
Omschrijving
In verhalen komen verhaalfiguren op bijzondere plekken.
Ze beklimmen een berg, dalen af in een grot, verdwalen in de woestijn, komen bij een bron, put, graf, een toren, poort, stad, rivier.
Het ontmoetingsgebeuren bij een bijzondere plaats uit het verhaal wordt in de speelruimte vorm gegeven en de spelers trachten het gebeuren te doorleven in de lijn van het verhaalpersonage of op eigen wijze.
Zo’n ontmoeting bestaat uit drie delen. De weg er naar toe, het moment, het gebeuren van de ontmoeting met de plaats van het gebeuren, het nabij zijn, en het weer weggaan, verder gaan, getekend door de ontmoeting.
Samenvattend: De heenweg, de plaats van gebeuren, de terugweg.
Doelen
De het gebeuren van een verhaal op een bepaalde betekenisvolle plaats doorleven.
De betekenis van deze plaats of dat ogenblik in het verhaal zelf beleven en doorvoelen.
Het proces van onderweg zijn naar die plaats, het aanwezig zijn bij de plaats en het ervan terugkeren, sterk bewust worden.
De betekenissen die deze ervaring opwek,t verbinden met de eigen levenssituatie.
Spelverloop
1. Het verhaal wordt gelezen.
2. De deelnemers verwoorden kort wat 'de plaats van het gebeuren' uit het verhaal bij hen oproept.
3. De spelers worden uitgenodigd zich in te leven in het verhaalpersonage dat op weg gaat naar die plaats.
4. De plaats van het gebeuren in het verhaal wordt symbolisch in de ruimte weergegeven met een sprekend voorwerp of opstelling
Voorbeeld: een cirkel van stenen voor een gebeuren bij een waterput; een groep theelichtjes voor een vuur, twee stoelen met een doek over, rug aan rug, een beetje uit elkaar, roepen iets van een poort op waarvoor men staat, of waardoorheen men kan lopen...
5. De spelers leven zich allen in, in een zelfde rol van het verhaalpersonage en geven deze 'rol' op eigen wijze vorm.
De spelers beginnen het spel in de ruimte op een zekere afstand van het verhaalgebeuren. De weg er naar toe bepalen ze zelf, of wordt door de begeleider aangegeven. De heenreis en de terugreis naar de plaats van het gebeuren verlopen in stilte. De persoonlijke doorleving en de introspectie van de speler krijgen daardoor meer gerichte aandacht. De begeleider geeft aan daar aandacht voor te hebben tijdens het onderweg zijn.
6. De heenweg
In een bibliodrama lopen de spelers, in de rol van de verhaalfiguur door de speelruimte naar een plaats die symbolisch is aangegeven als de ‘betekenisvolle plaats’ in het verhaal. Hierbij gaat de aandacht niet alleen naar: het aangetrokken worden en de betekenis die de plaats waar men wil aankomen mogelijk heeft (uit zichzelf, voor de verhaalfiguur of voor de speler).
De weg erheen, de wijze van gaan, lopen…, de gedrevenheid of de aarzelingen, de moeilijkheden onderweg, het tremendum en fascinosum van de ontmoeting…
Bibliodrama streeft naar meer bewustwording en daartoe is ‘vertraging’ een middel en werkwijze.
Dat kan op diverse wijzen: De verschillende wijzen kunnen gecombineerd worden.
7. De plaats van het gebeuren
De spelers benaderen de plaats (berg, put, vuur, steen, bron, toren, poort…) en nemen zichzelf een plaats er tegenover in.
Nabij of verder af... Zittend, knielend, staand, liggend… Toegewend of afgewend…
De tijd, de stilte, de aandacht, de spanning… voldoende ruimte geven. De inleving laten toenemen.
Bewust worden van de eigen beleving en verhouding tot de plaats van gebeuren, tot het gebeuren.
Daar over vanuit de rol van verhaalfiguur een uitspraak doen. Vb. “Wat doe ik hier?’ of ‘Ik ben er eindelijk’ of 'Hier heb ik lang naar uitgekeken' of 'hier wordt ik stil bij'...
De spelers kunnen iets zeggen tot het gebeuren. Vb. ‘Waarom ben jij nu, de bron van levend water?’
Ze kunnen ook het 'gebeuren' tot hun laten spreken. Vb. ‘Draag mijn water met je mee’
Ze kunnen er een gebaar bij stellen. Vb. met een doek bedekken, een zegen geven, water meenemen…
De begeleider kan deze momenten versterken door individueel verdiepende vragen te stellen.
8. De terugreis
De heen reis en het ontmoetingsgebeuren laten een indruk na op het verhaalpersonage, de speler. Er gebeurt iets in die tijd met en doorheen de speler dat op één of andere wijze betekenisvol is. Het ontmoetingsgebeuren heeft soms het effect van ‘ die nabijheid niet te willen loslaten en aanwezig te willen blijven. Daarom is de terugweg zo belangrijk. Het is vaak een zich los scheuren. Wat neemt men mee uit de ontmoeting, wat draagt men verder met zich mee, waar draagt men het naartoe, wat doet men er verder mee.
De ‘terugreis’ kan op een zelfde manier begeleid worden als de heenreis. (zie aldaar)
Van belang is de aandacht voor: waar men door geraakt werd, of werd door aangesproken
En voor het achterlaten, het de rug toe keren.
Bewust worden wat men meeneemt vanuit de plaats van het gebeuren.
Mogelijk er gaandeweg iets over zeggen.
Aandacht geven aan ‘waar men naar toe gaat’. Gaat men naar de zelfde plaats van vertrek of naar een ander punt. Wat is dat? Wat geeft die plaats aan? Wat gaat men doen vanuit die ontmoeting, die plaats van gebeuren?
Wat is het perspectief, de oriëntatie?
Het spel kan beëindigd worden met het afleggen van de rol van de verhaalfiguur.
9. Uitwisseling
Hoe heb je deze rol beleefd? Wat heb je gevoeld, gedacht, gefantaseerd, gewild, gezegd, gedaan.
Wat had je graag nog willen zeggen en doen?
Wat roept deze ontmoeting, deze plaats van gebeuren bij jou wakker? Wat wil je daarvan meedragen.
Welke gedragingen of woorden van de andere spelers hebben je aangesproken of gestoord. Wat ging er dan door je heen?
Herken je iets van je rol in je eigen leven, vroeger of nu? Voel jij je soms, doe je soms, ben je soms als die bijbelfiguur in die situatie?
Zie je situaties uit het verhaal of het spel ook in de maatschappij en de wereld rondom je gebeuren?
De actuele plak waar je bent uitgekomen… wat staat daar te gebeuren?
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
Variaties
De weg naar de plaats van het gebeuren wordt in de ruimte concreet uitgestippeld met voorwerpen (stenen, doeken...)
De spelers vertrekken in twee groepen, de ene groep enige tijd na de ander.
Het spelen van de verhaalfiguur kan men verder laten overlopen in een rol die doorloopt in de in de actualiteit (de verhaalfiguur vandaag). Deze geactualiseerde figuur de eigen situatie symbolisch laten uitdrukken en vormgeven met enkele beperkte materialen
Aandachtspunten
Eén speler op de heenweg. (de spelers lopen dit parcours om beurt).
De begeleider kan dit proces individueel volgen en begeleiden,
Na de inleving in de rol van de verhaalfiguur en de gerichtheid op de plaats van ontmoeting
- De speler zijn aandacht laten focussen op het ‘gaan’ zelf, zijn gericht onderweg zijn.
- Het zich bewust worden van de eigen belevingen tijdens het onderweg zijn via introspectie.
- Het parcours langs een ‘langere uitgestippelde weg’ in de ruimte laten verlopen eventueel met obstakels onderbroken.
- De speler onderweg bevragen naar zijn intenties, belevingen, overwegingen, perspectieven…
- De speler laten achterom kijken, laten beseffen wat hij achterlaat, vragen of hij wel verder wil …
Een groep spelers op de heenweg.
De begeleider kan dit proces niet individueel volgen want een grote groep spelers die tegelijkertijd in beweging komen,
krijgt een heel eigen dynamiek. Er gebeurt veel door elkaar.
Voor de inleving in de rol van de verhaalfiguur en de gerichtheid op de plaats van ontmoeting:
- De spelers de aandachtspunten op voorhand duidelijk meegeven (bewust worden van het eigen proces).
- Het ‘er naar toe gaan’ structureren.
Voorbeeld: één voor één laten vertrekken met korte tussenpozen.
Voorbeeld: ‘de wijze van gaan’ vertragen: de spelers mogen niet meer dan drie stappen vooruit zetten na elkaar, dan een pas opzij of achteruit, dan pas mogelijk weer vooruit. (zodoende wordt overweging en reflectie ingebouwd)
Voorbeeld: als een ritueel: de spelers stappen bv. in een spiraalbeweging op muziek, naar de plaats van het gebeuren als midden van de cirkel. (Bibliodrama en/als rituele dans)
TOEPASSINGEN
Heilige grond. Het verhaal van Mozes en het brandend braambos: Exodus 3,1-13
Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de HEER, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: 'Ik ga eropaf om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?' De HEER zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: 'Mozes, Mozes.' Hij antwoordde: 'Hier ben ik.' Toen sprak de HEER: 'Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond. En Hij vervolgde: 'Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien. Exodus 3,1-13
Doelen
Doorleven van een rituele gang bij muziek in de rol van een bijbels figuur.
Als Mozes de ontmoeting met de aanwezigheid van het brandend braambos verkennen, mogelijk een aspect van het goddelijke ervaren.
Op zoek gaan naar een eigen symbolische ‘heilige plaats’ in de eigen levensrealiteit.
Ritueel uitzetten en doorleven van de betekenis van deze ‘heilige plek’ voor jezelf o.a. a.d.h.v. een lied en bijhorende expressiemogelijkheden.
SpelVerloop
1. Het verhaal lezen
2. Eerste indrukken met betrekking tot het verhaal en de plaats van gebeuren met name 'het brandend braambos' weergeven.
3. Een plek in de ruimte met stenen afbakenen. Daarin een twintigtal brandende kaarsen in glazen potjes als symbolisering van het brandend braambos.
4. Inleven in de verhaalfiguur Mozes als schapenhoeder in de woestijndie in contact gaat komen met het brandend braambos
De deelnemers staan aan het andere eind van het lokaal. Ze leven zich allen in als ‘Mozes’ die het brandend braambos ziet en er door bevreemd of aangetrokken wordt. Ze worden als Mozes uitgenodigd om naar het gesymboliseerde braambos toe te stappen.
Van het ene uiteinde van de ruimte doorleefd naar het vuur toestappen: in 1, 2 of 3 stappen voorwaarts, 1 stap links en terug of rechts en terug, mogelijk ook stappen achteruit, 1 of 2.
Muziek ondersteunt, begeleidt de bewegingen van de spelers: Nada te turbe
Lied: Nada te turbe uit Taizé: Nada te turbe is gebaseerd op een gedicht van Teresa van Avila, de bekende Spaanse mystica uit de 16e eeuw.
https://www.youtube.com/watch?v=go1-BoDD7CI
Aan het eind op een zelfgekozen nabijheid of afstand van het vuur een positie aannemen tegenover de goddelijke aanwezigheid gesymboliseerd door een cirkel van vuur.
De verhaaltekst wordt door de begeleider herlezen tot: ‘En vanuit de doornstruik riep God hem toe: 'Mozes, Mozes.' Hij antwoordde: 'Hier ben ik.' De begeleider vraagt aan elke Mozes, hierop verder nog iets te zeggen: Hier ben ik,…… Iets vanuit de ervaring van het naderbij komen, iets vanuit de ontmoeting met de brandende braamstruik, iets vanuit de Godsontmoeting…
De vraag aan (elke) Mozes wordt gesteld of ‘G’d’ daar iets op terugzegt (en wat?)
De laatst gelezen zin van de Bijbeltekst wordt nog eenmaal voorgelezen.
Om beurten antwoorden de diverse spelers als Mozes op eigen wijze.
De spelers kiezen zelf of ze ook in aanwezigheid van de 'heilige grond' hun schoenen, sandalen...uitdoen
5. De terugkeer
Terugkeren op eigen ritme en looplijnen (Nada te turbe)
De spelers wordt nu gevraagd het vuur en de heilige plaats achter te laten en terug te keren.
De spelers doen dit op eigen ritme, vanuit eigen beleving van de ontmoeting. Hierbij bestaat de mogelijkheid om bij de terugkeer iets van de heilige grond, vb. een steentje, een lichtje... mee te nemen. De spelers trachten te doorvoelen wat er met hen gebeurt bij het afscheid nemen en terugkeren.
De spelers gaan mogelijk met iets van het licht, het vuur uit het brandend braambos, of een steentje van de heilige grond, op weg door de ruimte. Ze laten het branden braambos achter en nemen er (n)iets van mee en gaan op weg naar hun eigen levensituatie: naar hun eigen plek, je eigen realiteit, je eigen dorp, stad, land.
Onderweg laten ze langzaam de rol van Mozes los en worden zichzelf als een Mozes-figuur met een Mozes-ervaring op de terugweg.
Ze lopen recht of krom via omwegen naar een eigen plek in de ruimte, mogelijk met een licht of een steen...
6. Eigen ‘heilige grond’
Maak als speler op symbolische wijze een eigen heilige plek. Geef deze vorm met het zand, met attributen: licht, schoen, doeken en stenen.
Neem zelf plaats, bij of in, deze ‘heilige eigen ruimte’ of ‘heilig stukje grond’. Ervaar dit stukje grond, wat doet het met je, hoe beleef je het.
Vertel (om beurt) iets over deze heilige plaats:
- vertel iets over wat voor jou er zo heilig is aan deze plek
- vertel iets over hoe jij je op deze plek voelt en wat je mogelijk voelt
- vertel iets als ‘heilige grond’ over deze plek of over de persoon bij deze plek.
7. Lied en dans: Holy Ground
Het lied, beluisteren, mee neuriën of zingen. Mogelijke gebaren worden voorgedaan, tekst wordt meegegeven. Ieder kiest vrij de eigen expressie.
Where I sit is holy; Holy is this ground. Forest, mountain, river; Listen to the sound. Great Spirit circles all around me
Where I live it is holy; Body mind and soul. Loving, giving, healing; Making this world whole. Great Spirit circles all around us
Sarva-Antah - Where I Sit Is Holy : in The river inside Music & Lyrics: Traditional Native American Additional Lyrics: Barbara Clark
https://www.youtube.com/watch?v=qosdbPtZUQU
8. Uit de eigen rol stappen en ook de ‘heilige ruimte’ met kaarsen en steentjes ontrollen. De eigen heilige ruimte eveneens ontmantelen.
9. Uitwisseling
Samen zitten om de eigen ervaringen en belevingen, associaties en levenservaringen te delen
Welke belevingen zijn er bij het spelen van dit bibliodrama bij je opgekomen.
Welke verbindingen met eigen levenssituaties heb je geassocieerd, gevoeld, herinnerd...
Wat heb je bijgeleerd over bijbel (situatie, figuur)?
Heb je voor jezelf iets van diepgang, wezenlijkheid, zin, inspiratie, oriëntatie, iets religieus ervaren?
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling