Bibliodrama
WERKVORMEN
Model
Omschrijving
De rolinleving is bedoeld om de spelers van een verhaal uit te nodigen om zich in het verhaalpersonage te verdiepen en zich toe te eigenen. Een rolinleving is noodzakelijk bij bijna elke spelvorm van bibliodrama. Daarnaast kan dit ook als werkvorm op zichzelf gehanteerd worden. De werkwijze graaft dan verder in de betekenisgeving van het verhaalpersonage en gebruikt bijkomende opdrachten om de rolinleving te verdiepen. We spreken dan van roldoorleving
Doelen
Spelverloop
1. Rolinleving
Het verhaal wordt verteld
De eerste indrukken, belevingen en reacties op het verhaal worden met elkaar gedeeld.
De diverse personages uit het verhaal worden ingezameld.
De deelnemers worden gevraagd na het herbeluisteren van het verhaal een verhaalfiguur te kiezen die hen raakt, treft, aanspreekt...
Zij dienen aan te voelen en zich voor te stellen wat hun verhaalfiguur voelt, denkt, gewaarwordt, van plan is, beweegt...
Kies met je gevoel eerder dan met je verstand. Tracht je in de figuur in te leven zoals jij de figuur begrijpt en verstaat.
Ze worden gevraagd in de ruimte een plaats in te nemen en een houding aan te nemen die past bij hun verhaalfiguur.
De begeleider vraagt de spelers zich voor te stellen alsof ze die verhaalfiguur zelf zijn en goed te voelen wat er mogelijk door hem heen gaat. Van dan af aan worden zij de verhaalfiguur en spelen ze diens rol in het geheel.
De begeleider vraagt de spelers om beurten te vertellen wie ze zijn en helpt hen mogelijk met wat verduidelijkende of helpende vragen: Wie ben je? Waar kom je vandaan? Wat is je functie? Waar ben je? Waar ben je mee bezig? Wat zijn je plannen, je bedoelingen? Hoe ben je daar terechtgekomen? Wat ga je doen?
2. Roldoorleving
De deelnemers worden uitgenodigd om een rol te kiezen en zich in te leven zoals in de basiswerkwijze is aangegeven.
Als iedereen een rol gekozen heeft en deze voor zichzelf zo goed mogelijk doorvoeld heeft worden de deelnemers gevraagd om een voorwerp uit de ruimte te kiezen dat bij hun rol past. (doeken, stokken en andere elementen die bij het verhaalthema passen)
Verdieping van de rol aan de hand van het rondlopen in de ruimte
De spelers worden uitgenodigd zich in hun verhaalrol rond te lopen in de ruimte. Al lopend worden ze gevraagd hun stem uit te proberen en zo woorden te zoeken, uitdrukkingen, wijzen van spreken die mogelijk bij hun rol passen. Ze zoeken naar woorden die zijzelf in die rol zouden uitspreken en verkennen zo ook zelf de wijze van verwoorden, stemgebruik en mimiek.
Daarnaast verkennen ze ook al gaande wat hun houding zou kunnen zijn. Ze verkennen door diverse bewegingen en handelingen wat bij hun rol past.
Verdieping van de rol aan de hand van een plaats en een lichaamshouding in de ruimte
Alle deelnemers worden uitgenodigd op het speelveld een plaats te kiezen, die past bij hun rolinvulling. Bijvoorbeeld onder een tafel, bij het raam, aan de deur, in het midden van het lokaal, op een stoel… De spelers denken na over de associaties die de plek oproept voor hun rol. De deelnemers kunnen met doeken of andere materialen de gekozen plaats aankleden. Daarbij wordt aan iedereen gevraagd om zich een houding aan te nemen die past bij de eigen rol en bij de situatie die dat bij je oproept.
De begeleider nodigt elk van de deelnemers iets te zeggen in de verhaalrol en in de relatie tot de ingenomen plaats.
Verdieping van de rol aan de hand van een gevoel
Iedere speler kiest bij de gekozen rol een plaats in de ruimte, en neemt een houding. Daar verkend hij welke gevoelens er in die houding en die plaats bij hem bovenkomen. Hij kan diverse gevoelens verkennen door enkele zinnen te formuleren of door enkel het gevoel uit te spreken.
Verdieping van de rol aan de hand van een oproep of opdracht
Iedere speler leeft zich verder in zijn rol in en krijgt als vraag mee na te denken en te voelen welke ‘opdracht’ er uit zijn rol spreekt. Ieder overweegt welke oproep hij in zijn rol voelt of welke taak er voor hem wordt weggelegd. Ieder gaat ook na waar die oproep of opdracht vandaan komt.
Als het spel hier wordt stopgezet volgt hierna een uitwisseling en het herlezen van het verhaal als afronding.
Vanuit deze meer intense rolinleving kan er dan via een andere werkvorm vb. een groepsinteractiespel, verder gespeeld worden.
De uitwisseling en verhaallezing als afronding volgt dan later.
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
Meer informatie over de rolinleving: Zie boek; Bibliodrama begeleiden. Wegwijzers voor de praktijk >> Naar Boek
Inleiding over Mohamed die zomaar even een profeet werd. In een wat groter lettertype dan de gewone tekst.
Inleiding over Mohamed die zomaar even een profeet werd. In een wat groter lettertype dan de gewone tekst.
TOEPASSINGEN
De spirituele dief
Verhaal
Een dief ging inbreken in het huis van een rijke brahmaan. Eenmaal binnen begon hij direct de kasten te doorzoeken en onder de bedden te kijken of hij geld kon vinden. Plotseling hoorde hij een geluid en merkte hij dat er bedienden in het huis waren. De kans was groot dat hij gepakt zou worden.
Hij bedacht zich geen moment en ontdeed zich snel van zijn kleren en gooide ze in het vuur dat in de kamer brandde. Hij had nu alleen nog een lendendoek om. Snel nam hij wat as uit het vuur en smeerde zich daarmee in zodat hij op een sadhoe, een ascetische monnik leek. Zo ging hij in het midden van de kamer in lotushouding zitten. Hij was nog maar net klaar of de bedienden kwamen binnen met knuppels en messen en toen ze de dief zagen zitten, riepen ze: "Oho! Een heilige sadhoe!"
Devoot raakten ze, zoals gebruikelijk was, zijn voeten aan en de heer des huizes werd erbij gehaald. Ook hij raakte de voeten van de dief aan en verzocht hem nog enkele dagen te blijven. De dief hield zijn ogen zorgvuldig gesloten, want hij wist dat sadhoes dat altijd doen.
Hij wachtte tot de bedienden en de heer des huizes de kamer hadden verlaten en deed toen voorzichtig zijn ogen open. “Wat nu?” dacht hij. “Gelukkig geloven ze dat ik een heilige man ben.” Plotseling kwam de heer des huizes terug met een bloemenkrans. De dief sloot snel zijn ogen en de heer des huizes legde de krans om zijn nek. Devoot raakte hij nogmaals zijn voeten aan en zei: "Duizendmaal dank voor uw komst, vanaf nu is het huis gezegend," want zo zien Indiërs dat.
"Zou u niet enkele dagen willen blijven?" “Nou”, dacht de dief, “dat is nog niet zo'n gek idee”, en hij knikte zwijgend. Hij bleef slapen en had nog steeds niets gezegd. Wat moest hij zeggen? Hij wist alleen iets over inbreken en over de waarde van gestolen sieraden.
In ieder geval begreep hij dat het kenmerk van een heilige was rustig te zitten en niets te zeggen. De volgende dag vroegen ze hem of hij iets wilde eten en zo bleef hij drie weken.
Elke dag kwamen er mensen aan zijn voeten zitten en vragen om zijn zegen. Ze brachten bloemen en hij werd als een echte heilige behandeld. Tenslotte dacht de dief: “Mmm, dit is zo gek nog niet, ik hoef niets te doen, niets te zeggen en ik word belangrijk gevonden.
Na een paar dagen begon hij zich spiritueel te voelen ...
Spelverloop
1. Verhaal voorlezen en speldoelen toelichten
2. De verhaalpersonages benoemen en in de spelruimte plaatsen:
- de bedienende rijke brahmaan (heer des huizes)
- de stelende mande stelende man die net sadhoe geworden is
- de sadhoe na enkele dagen (wat wijzer geworden)
- de mensen (die om een zegen vragen)
3. De deelnemers uitnodigen om een rol te kiezen en zich in te leven.
Eventueel vragen of alle rollen kunnen ingevuld worden.
-Als iedereen een rol gekozen heeft, de deelnemers uitnodigen om een voorwerp uit de ruimte te kiezen dat bij hun rol past.
Zich inleven in de rol: Opdrachtformulering
- Kies één van de aangegeven figuren uit het verhaal dat je treft of aanspreekt en dat je boeiend of vreemd lijkt.
- Kies met je gevoel eerder dan met je verstand.Tracht je in de figuur in te leven zoals jij de figuur begrijpt en verstaat.
- Kies er een doek of voorwerp uit de ruimte bij dat mogelijk bij je figuur past.
- Neem je aangegeven plaats in de ruimte in. En neem een passende houding aan.
- De begeleider stelt wat verduidelijkende of helpende vragen.
Vragen m.b.t. de situatie in het verhaal: Wie ben je? Waar kom je vandaan? Wat is je functie? Waar ben je? Waar ben je mee bezig?
Wat zijn je plannen, je bedoelingen?
Vragen m.b.t. de situering in het gebeuren: Hoe ben je daar terechtgekomen? Wat ga je doen?
4. Om de beurt wordt ieder uitgenodigd te vertellen wie hij of zij is en wat er op dat moment in de rol (als verhaalfiguur) beleefd wordt.
Dan beeldt de speler de verhaalfiguur uit zoals hij het voelt, met de eigen woorden en gebaren.
De spelers worden uitgenodigd te vertellen wie ze zijn en wat ze daar aan het doen zijn (wat ze erbij denken, voelen, ervaren…) en waar ze op betrokken zijn.
5. Afronden met een woord of gebaar
6. Uitwisseling
Uitwisseling van belevingen en ervaringen: