Bibliodrama
WERKVORMEN
Model
Omschrijving
Deze werkvorm wil een levendige voorstelling creëren van een bijbelfragment. Door uitbeelding en lichaamstaal trachten de spelers zich in het bijbelfragment in te leven en dit expressief uit te drukken. Elke speler wordt uitgenodigd een verhaalrol te kiezen, zich in te leven en een positie en houding aan te nemen op het speelveld. Ze vormen een groep statische beelden die uitdrukking geven aan de eigen voorstelling en beleving van het bijbelfragment. Vanuit deze statische uitbeelding als een schilderij of beeldengroep (tableau) kunnen de spelers even tot leven komen (tableau vivant), een beweging maken of enkele woorden spreken.
Doelen
Eigen indrukken, belevingen en beelden bij een verhaal(fragment) oproepen en verlevendigen
Samen een beeld opbouwen van een verhaalsituatie door inleving in de personages en deze een uitdrukking en een plaats te geven in de eigen voorstelling van het gebeuren.
Samen met anderen een voorstelling, een schilderij, een tableau maken van personages uit het verhaal(fragment)
Een samen gemaakt tableau vanuit het eigen personage doorleven en woorden geven.
De personages van het schilderij (tableau) even spontaan in beweging laten komen vanuit hun eigen beleving.
Reflecteren over de eigen belevingen, associaties en indrukken die het spel heeft losgeweekt.
Stil staan bij de betekenissen voor het eigen verhaalbegrip.
Mogelijk de persoonlijke perceptie van een verhaalsituatie visueel in beeld brengen door deze te laten uitbeelden door medespelers
Spelverloop
Het verhaal wordt gelezen.
De verschillende personages uit het verhaal waarmee de groep speelt, worden geselecteerd.
Er wordt aan de groep gevraagd, wie welke rol wil spelen. Elke rol wordt door één persoon gespeeld.
De andere deelnemers krijgen de rol van toeschouwers of museumbezoekers voor een schilderij.
Om beurten komen spelers op het speelveld, nemen een houding aan, een zelfgekozen plaats in en zeggen wie ze zijn. Op het eind krijgen de toeschouwers een visueel plaatje van een bijbels gebeuren. De spelers houden gedurende het hele gebeuren hun houding aan.
Eén attribuut, voorwerp of doek mag gebruikt worden door een speler. Deze kunnen het inlevingsvermogen ondersteunen of het visueel aspect sterker benadrukken.
Als iedereen op de scène staat wordt elke speler gevraagd zijn inleving sterk te doorleven en gedurende een vijftal seconden sterk tot uiting te brengen. De begeleiders zegt stop of klapt in de handen om het tableau te beëindigen. Dan nodigt hij de spelers uit om uit hun rol te stappen en in een kring te gaan zitten bij de andere deelnemers.
Daarna volgt de uitwisseling waarbij aan de kijkers wordt gevraagd wat ze gezien, beleefd, ervaren, geassocieerd hebben.
En verder: wat hun geraakt heeft, wat hen opviel, wat hen verrast heeft.
Aandacht gaat eveneens naar: wat hen dit leert over dit verhaal of waar er iets van inspiratie, oriëntatie of het religieuze te voelen was.
Nadien vertellen de spelers wat dit spel voor hen betekende op het vlak van het persoonlijke, het maatschappelijke of de levensovertuiging.
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
Het gekozen fragment uit een verhaal kan men verschillende keren verkennen, met telkens andere spelers. Zo komen mogelijk andere visies, andere inhouden en betekenissen van het verhaal aan het licht en een rijkdom aan belevingen en ervaringen van spelers.
De bijbeltekst wordt als afronding van het spel gelezen.
Variaties
Aan de basisvorm kunnen elementen worden toegevoegd.
-
Elke speler die op het speelveld komt spreekt vanuit zijn inleving enkele woorden of een hele zin over zijn eigen ervaring in de uitgebeelde situatie.
-
Wanneer alle spelers op het speelveld staan nodigt de begeleider elke speler uit om iets zeggen tegen één van de andere spelers naar keuze. Dit kan een gevoel, een woord, een zin zijn die hij voor zich zelf wil zeggen of een woord, een vraag, een zin, een hulpkreet naar een ander personage toe. Er wordt niet geantwoord op een vraag van een ander.
-
Op het teken van de begeleider mag iedere speler twee seconden een beweging maken en weer tot stilstand komen. Ze houden deze houding even aan, zodat de toeschouwers een nieuw beeld krijgen van de verhaalsituatie. Nadien vraagt de begeleider aan alle spelers of zij nog iets willen zeggen.
-
De verhaalsituatie wordt opgebouwd vanuit de beleving van één speler. Deze speler vraagt aan medespelers of zij een rol willen opnemen in zijn voorstelling van feiten. Hij zegt aan de medespelers welke verhaalfiguur zij moeten trachten te verbeelden. Hij geeft hun houding aan en hun uitdrukking. Hij plaatst hen op het speelveld in relatie tot elkaar en tot de situatie. Nadien neemt hij afstand van het gehele tableau om deze te overschouwen en de eigen indrukken daarbij te vertellen. Ook dit tableau kan men laten 'woorden geven' en 'in beweging' komen. Ook de medespelers geven tijdens de uitwisseling hun eigen belevingen in de rollen (verhaalpersonages) weer.
Aandachtspunten
Meer informatie is te vinden in het boek: Bibliodrama begeleiden. Handreiking voor de praktijk. >> Naar Boek
Andere werkwijzen met deze werkvorm in het boek : Verhalen in beweging. Werkboek voor bibliodrama. Zie >> Boeken
TOEPASSINGEN
De 12 jarige Jezus in de tempel
Bibliodrama met kinderen
Doelen
Verschillende voorstellingen, beelden, situaties in een bijbeltekst verkennen.
Verschillende betekenissen van een personage verkennen.
Nieuwe kijkwijzen en perspectieven verkennen.
De verschillende verhoudingen tussen de personages verkennen.
Stilstaan bij ervaringen en belevingen in het spel en het eigen leven.
Indrukken verwoorden die een tableau heeft opgeroepen bij het bekijken en beleven ervan
Verhaal
Jezus mocht voor het eerst mee naar Jeruzalem om het paasfeest te vieren.
Jozef, Maria en Jezus gingen mee met een grote karavaan.
Samen reizen was veiliger.
Het was een lange tocht: drie dagen stappen.
Na het paasfeest ging de karavaan weer terug.
Opeens merkte Maria dat Jezus niet meer mee liep.
Ze vroeg het aan alle mensen of ze hem gezien hadden.
Maar niemand had Jezus gezien op de terugweg.
Jozef en Maria haastten zich terug naar Jeruzalem.
Ze vonden Jezus in de tempel.
Hij was aan het praten was met de geleerden.
Maria riep:
“Jezus! Waarom ben je niet met ons meegekomen? We waren zo ongerust!”
Maar Jezus antwoordde:
“Jullie moesten me helemaal niet zoeken.
Jullie konden toch weten dat ik in het huis van mijn Vader zou zijn?”
Maria begreep dat haar zoon een bijzondere jongen was.
Ze gingen samen weer naar huis.
Lc 2, 41-52
Verloop
1. Kort gesprek bij het verhaal
2. Toelichting bij de werkvorm en de doelen
Zie 'model' (hierboven)
Er wordt gekozen voor de situatie van de 12-jarige Jezus te midden van de schriftgeleerden.
Hoe beleven kinderen deze situatie van Jezus te midden van schriftgeleerden.
Kinderen kunnen eerst aan elkaar vertellen wat ze weten over schriftgeleerden
De begeleider kan wat bijkomende informatie aanreiken
Dit verhaal wordt verteld om beelden en uitspraken van Jezus te verklaren en in hun tijd te situeren. Jezus wordt hier voorgesteld als een joodse jongen van twaalf jaar, die zich intens door God laat aanspreken. De evangelist geeft verhalenderwijs al aan dat Jezus in zijn later volwassen leven een eerder vertrouwvolle relatie met God had (vaderlijk)eigengemaakt, dan een angstwekkende.
Daarnaast zien we in Jezus’ leven vele confrontaties met ‘schriftgeleerden’ over de interpretatie van de Thora (de wet, de eerste Bijbelboeken) Dat Jezus tussen de schriftgeleerden zit, is voor de joden heel gewoon. Jongeren en volwassenen komen samen in het joodse leerhuis: een plaats waar de Bijbel (Thora) gelezen en uitgelegd wordt. Daarbij zijn de vragen van kinderen en jongeren essentieel voor het leerproces.
3. Kijkplaten uit kinderbijbels
Samen met de kinderen worden er kijkplaten uit kinderbijbels bekeken
waarop de scène van Jezus te midden van de schriftgeleerden is afgebeeld.
De kinderen kunnen in tweetallen één kijkplaat bekijken. De andere duo's bekijken een andere kijkplaat.
Hulpvragen kunnen hierbij zijn:
Hoe kijken de schriftgeleerden? Hoe zien ze er uit? Hebben ze belangstelling voor Jezus? Hoe tonen ze dat?
Doe het eens na. Beeld eens een schriftgeleerde op de prent uit.
Hoe zit of staat Jezus erbij? Wat doet hij? Hoe zou Jezus zich voelen bij de schriftgeleerden?
Moest jij in die situatie zijn hoe zou jij je voelen? Beeld dat eens uit.
4. Tableau 's
Dan wordt aan de hele groep kinderen gevraagd de kijkplaten aan de kant te leggen.
5 tot 7 kinderen spelen de rol van schriftgeleerden. Ze mogen zich één voor één zelf een plaats en een houding aannemen op de scène.
Ieder kind leeft zich in als schriftgeleerde door zijn of haar houding en gezichtsuitdrukking.
Aan de andere kinderen wordt gevraagd wie de rol van Jezus wil spelen. Om beurt mag telkens één kind (een drietal) de rol spelen te midden van de schriftgeleerden. Zich inleven als 12 jarige Jezus tussen de schriftgeleerden en daar uitdrukking aan geven.
Bij elke scène vraagt de begeleider een aantal seconden om de uitdrukkingen en houding bij ieder goed te doorleven.
Na een drietal scènes worden de kinderen ontrolt, zeggen ze hun bijbels personage af.
En volgt de uitwisseling aan belevingen en ervaringen tijdens de inleving
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
Daarna kunnen andere kinderen dezelfde scène op geheel eigen wijze herspelen.
5. Tableau vivants
Hetzelfde spel als bovenstaande maar dan komt de scène even tot leven en mogen er woorden gebruikt worden
Elke schriftgeleerde mag iets zeggen of vragen en ook Jezus mag iets zeggen of vragen.
De begeleider zegt stopt of klapt in de handen om het tableau te beëindigen. Dan nodigt hij de spelers uit om uit hun rol te stappen en in een kring te gaan zitten bij de andere deelnemers.
Na enkele scènes volgt de uitwisseling waarbij aan de kijkers wordt gevraagd wat ze gezien en beleefd hebben. En verder: wat hun geraakt heeft, wat hen opviel, wat hen verrast heeft. Aandacht gaat eveneens naar: wat hen dit leert over dit verhaal of waar iets van het religieuze te voelen was. Nadien vertellen de spelers wat dit spel voor hen betekende op persoonlijk- en op vlak van Jezusbeeld of bijbelinzicht.
Het gekozen fragment uit een verhaal kan men verschillende keren verkennen, met telkens andere spelers. Zo komen mogelijk andere visies, andere inhouden en betekenissen van het verhaal aan het licht en een rijkdom aan belevingen en ervaringen van spelers.
6. Uitwisseling en afronding
Kinderen wisselen ervaringen en belevingen uit
De bijbeltekst wordt als afronding van het spel gelezen.
De opgedane ervaringen worden aan het verhaal meegegeven.