top of page

WERKVORMEN

Model

 

Mensen zijn op zoek naar zin, naar waarheid, naar het wezenlijke, het heilige, het uiteindelijke, het goddelijke...

Om iets van het menselijke vermoeden van zin en betekenis, van het heilige, het goddelijke, talig te maken, gebruiken mensen beeldende taal en beeldende voorwerpen. De werkvorm van bibliodrama gaat uit van het gegeven dat bepaalde voorwerpen ‘beeld’ kunnen worden van (aspecten van) uiteindelijke zin, het heilige, het ware, of van een goddelijk vermoeden van mensen. Het kunnen spoortekens of uitdrukkingen zijn van iets van het grote Geheim of het (H)heilige waarnaar men op zoek is of op vertrouwen wil. Het zijn mogelijke beelden die verwijzen naar aspecten, fragmenten van de grotere werkelijkheid die mensen tastend bevroeden of waarin ze met hart en ziel geloven.

 

Het spel van de beeldenwinkel is opgebouwd rond een veelheid aan voorwerpen die een symboliserende verwijzing naar aspecten van het ware, de zin, het wezenlijke, het heilige, het goddelijke… kunnen inhouden en die minimaal elementen bevatten die kunnen verwijzen naar wat zinvol, waardevol en nastrevenswaardig is in een mensenleven. De deelnemers worden uitgenodigd om in een ‘winkel’ van beelden een beeld naar keuze aan te schaffen, dat voor hen een aspect weergeeft van de zin, de unieke waarde, van het wezenlijke dat ze nastreven. Mogelijk een aspect van het voor hen heilige, het goddelijke waarnaar ze zoeken, een uitdrukking van hun zoeken en tasten naar het grote Geheim…

De deelnemers kunnen in het spel de winkel bezoeken met een bepaalde verwachting of nood aan een bepaalde waarde of zin, zoekend naar een welbepaald spoor of teken van Godswege. Ze kunnen ook in de ontmoeting met de beelden in de winkel inspiratie of oriëntatie vinden.

Het gesprek met de winkelier (begeleider) over hun gekozen beeld moet helpen om de betekenis en de achterliggende werkelijkheid te verhelderen.

Doorheen het spelmoment en de uitwisseling aan ervaringen nadien staan de deelnemers stil bij hun concrete ervaringswereld en hun zoektocht naar het wezenlijke, het geheim, het heilige, het goddelijke… in hun leven en confronteren dit met de ervaringen en inzichten van de anderen in een poging om hun eigen spreken daarover meer vorm te geven, uit te zuiveren, te verruimen, te verrijken, te (her)oriënteren…

DOELEN

Bewust worden wat wezenlijk van waarde is in je leven

Aandacht geven aan wezenlijke noden en verlangens in je leven

Leren kiezen uit vele tekens in een zoektocht naar het wezenlijke

Dicht bij je eigen kracht, sterkte en vertrouwen komen.

Bewust worden van de ‘inzet’ en ‘verantwoordelijk’ die een keuze vraagt

Stilstaan bij wat wezenlijk van waarde is en het mogelijk ervaren als iets van Godswege

Dichter bij aspecten van de eigen godsvoorstelling komen

Richtinggevende symbolen herkennen als tekens van Godswege​​​

IMG00030.JPG

Spelverloop

Voorbereiding

De begeleider heeft op een afgebakende ruimte een heel aantal voorwerpen geëtaleerd. Voorwerpen die een symbolisch beeldende betekenis kunnen hebben. Voorwerpen die mogelijk een verwijzende karakter naar aspecten, beelden, sporen van zin, waarde, het waardevolle, ​het heilige, het wezenlijke, het levengevende, het goddelijke, … in zich dragen.

Voorwerpen kunnen zijn: een sleutel, een kaars, een aansteker, een sjaal, een lampje, een stok, schoenen, een medaillon, een kruis, een steen, een draad, een stukje spiegel, een zaadje, een heiligenbeeld, een foto, een pop, een knuffel, een tak, een pen, een veer, een doosje, een beker, boekje, bloem, water, zonnetje, haar, hartje, sluier, olie, appel, scapulier, gebedsnoer, geluksbrenger…. Alle soorten voorwerpen kunnen in theorie in aanmerking komen vermits de ‘symboliserende omgang’ van de speler met het voorwerp de inhoudelijke rijkdom van het spel uitmaakt en minder het voorwerp zelf.

De begeleider licht kort de doelen en het verloop van het spel toe.

Deze doelen kunnen per spel verschillend zijn wat inhoud en diepgang betreft

en afhankelijk van het doelpubliek.

Men kan zich meer oriënteren op een waarden en zingevingspel,

meer het brede veld van het religieuze verkennen

of men kan meer expliciet met beelden van het goddelijke

in algemene zin of in specifiek christelijke zin werken.

Mogelijk kiest men voor uitsluitend bijbelse beelden,

maar ook interreligieuze aspecten van het goddelijke

kunnen de inhoud of het doel van deze werkvorm worden.

De spelinstructie zal dus verlopen met een taal en een voorstelling

die zich aan de gestelde doelen aanpast.

Spelaanvang: Voorstelling van de beeldenwinkel

De begeleider begint als spelend het spel en introduceert zichzelf als winkelier van een speciaal winkeltje in de stad.

Al vertellend neemt hij een rol in het spel op zich en vertelt het verhaal van het klein hoekwinkeltje met drie of vier glazen ramen en een deur met belletje waarlangs de klanten naar binnen kunnen. Hij vertelt over zijn winkel ( naargelang het doel en de inhoud) als een winkel met beelden van levenswaarde, het grote geheim, de zin van het leven, het goddelijke, God... Het is een kleine winkel met waardevolle beelden die allen een verwijzing inhouden naar wat wezenlijk van waarde is, of mogelijk verwijzend naar het grote geheim of van Godswege is…. De verzameling is gegroeid door het ten geschenke krijgen van beelden die hem door andere zijn aangereikt. Elk voorwerp is een teken van, een beeld van, een aspect van het Goddelijke, het geheim, het zinvolle…. Elk beeld vertelt minimaal wat mensen van wezenlijke waarde voor hun leven, voor ‘het’ leven vinden of verwijst naar aspecten van het mysterie, het geheimenisvolle, het goddelijke, God. Daarom is elk voorwerp erg waardevol. Het wordt met zorg behandeld en gekoesterd. Klanten wordt gevraagd van behoedzaam en respectvol in de winkel met de beelden om te gaan.

 

Het is een klein winkeltje, waar je heel voorzichtig moet in bewegen en er kunnen niet meer dan twee klanten tegelijk binnen. Er komen vaak klanten langs die nieuwsgierig binnenkijken, of misprijzend, en af en toe komt er eens iemand binnen om een beeld van god of iets heel wezenlijks aan te schaffen. Dat kan heel eenvoudig door iets te kiezen en te vragen of je dit mee kan nemen. De beelden in de winkel zijn niet met geld te koop. Als je kan vertellen waarom dit zo belangrijk is, dan kan je het zo meenemen. Je hoeft er niet geen geld voor te geven. Wel moet je in de plaats iets van grote waarde of diepe zin achter laten en daarover onderhandelen met de winkelier.

Dan nodigt de winkelier de deelnemers uit om in de rol van speler te stappen en eens op bezoek te komen in de winkel, eens langs het raam te passeren of eens binnen te komen kijken. Er wordt een belletje voorzien waarmee kan gerinkeld worden bij het betreden van de winkel.

 

Het bezoeken van de beeldenwinkel

De deelnemers treden het spel binnen en worden kandidaat klant of koper van de beeldenwinkel, (zoekers naar beelden en tekens van het waardevolle, zinvolle, heilige , goddelijke, God), wanneer ze uit hun zitplaats aan de rand van het spelterrein opstaan en zich in de richting van de winkel begeven. Ze kunnen aan de zogenaamde etalageramen een kijkje komen nemen. Ze kunnen ook binnen in de winkel de beelden beter gaan bekijken, ze kunnen raad vragen over hun aankoop of aangeven naar wat ze op zoek zijn. De winkelier kan hen aanspreken, vragen naar hun zoektocht en hun betrokkenheid op beelden die naar de levenswaarde, de uiteindelijke zin of God... verwijzen. De spelers laten de rol van klant of koper achter zich wanneer ze de (omgeving van) de winkel verlaten en weer hun plaats aan de rand van het speelveld innemen. Bij het binnen treden en buitengaan van de winkel laten ze kort het belletje rinkelen om helder aan te geven dat ze nu klant- koper zijn en omdat de grens tussen kijkers en koper in de spelpraktijk niet altijd zichtbaar is voor de winkelier- begeleider.

 

Het contact met de winkelier

De begeleider begeleidt het proces van het kiezen en aankopen van het godsbeeld en het helpen zoeken naar een kwalitatief ruilmiddel. Klanten kunnen ook onderling met elkaar overleggen over elkaars zoektocht en motieven. De begeleider verdiept het proces door te vragen naar de motieven, de noden, de verlangens, de zoektocht. Hij vraagt bij de keuze naar wat het voor de koper betekent om dit aan te schaffen, hoe het zijn leven zal tekenen. Hij vraagt naar wat de koper aan ‘hoge waarde’ bij zich heeft en wat (waarvan) hij kan achterlaten in ruil voor wat hij wenst mee te nemen. De winkelier geeft het afgestane een (letterlijke) of symbolische plaats in zijn winkel. Datgene wat van waarde is van een ander kan teken  en beeld van oriëntatie of inspiratie worden voor een ander. De klanten-kopers kunnen in de winkel ook met elkaar in gesprek gaan.

 

Afronding

De winkelier beëindigt het spel door na de laatste klant de winkel te sluiten. De begeleider ontrolt zichzelf als winkelier. Alle voorwerpen ( als beelden van het goddelijke) die zijn aangekocht door de spelers worden ontrold en van hun heiligheid ontdaan.

Ook de winkel zelf en de beelden worden ontrold.

Uitwisseling

Daarna volgt een uitwisseling van belevingen tijdens het spelen zelf. In een tweede deel van de uitwisseling wordt stilgestaan bij de inhoudelijke betekenissen die in het spel zijn opgedoken en de verbindingen met de eigen levensrealiteit. Een laatste deel van de uitwisseling handelt specifiek over aspecten, tekens en beelden van het goddelijke die ze doorheen het spel op het spoor zijn gekomen en hoe die hun huidige beeld, versterken, verruimen, corrigeren….

Aandachtspunten bij het begeleiden

 

Voorbeeldverhalen aanreiken als opstap

De uitnodiging om een beeld te komen ‘kopen’ vraagt om wat overdenktijd bij de deelnemers. Even tijd om even stil te staan bij wat men voelt met betrekking tot waardevol, nastrevenswaardig is in hun leven. Tijd om aspecten van het het waardevolle, het heilige, het goddelijke, Gods aanwezigheid in hun leven te laten oplichten. Tijd om even stil te staan bij wat ze daarin verlangen, wat ze nog missen, waar ze op hopen… Tijd ook om de ogen te laten gaan over de voorwerpen in de godenwinkel en wat ze (kunnen) oproepen. Als begeleider-winkelier is het daarom wenselijk wat te vertellen over wat er mogelijk door kopers heen gaat wanneer ze door de stad wandelen en zijn godenwinkeltje zien.

Door daarin al verhalend herkenningen aan te reiken voor wat ze zelf voelen en denken, worden ze meer op hun gemak gesteld en voelen ze zich meer uitgenodigd. Zo verdwijnt ook de mogelijke schroom en onwennigheid.

 

Symbooltaal

De voorwerpen zijn geen loutere voorwerpen. Het zijn beelden. De begeleider spreekt vanuit de realiteit van het voorwerp in een beeldende taal. Hij tracht doorheen het gesprek de achterliggende betekenissen van het voorwerp voor de koper te verduidelijken. Hij helpt verhelderen wat de koper zoekt, betreffende wat van waarde is, heilig of Goddelijk…… Dat vraagt een symboliserende omgang met het voorwerp, spreken in symbolentaal, een taal die zowel openbarend als verhullend tegelijk kan zijn.

De wijze van betalen

Het is van belang dat de koper als ‘ruilmiddel’ iets teruggeeft wat erg betekenisvol, waardevol, heilig voor hem is. Het ruilmiddel moet op zijn beurt een teken van waarde, een verwijzing naar ht heilige of een beeldspect van God inhouden. Voor de speler - koper is het van belang om niet alleen bewust te worden van wat zijn nood is (wat hij nodig heeft), maar ook van wat zijn kracht en sterkte is om die aankoop te realiseren. Een nieuw beeld meedragen vraagt om verandering in het leven en dus inzet, verantwoordelijkheid, kracht enz. Soms willen klanten in de winkel ook achterlaten wat ze liever kwijt dan rijk zijn. Een last, een verkeerde houding, een sluipend gevoel… De begeleider helpt de speler klaar te zien in waar de kracht, de betekenis, de waarde, de richting van zijn ‘ruilgift’ mogelijk ligt. Als winkelier argumenteert de begeleider desnoods met: ‘In een winkel vol waardevolle beelden van het goddelijke ruil je slechts waardevolle elementen, er past geen rommel’ of om het cru te stellen: ‘Als je van iets af wil zijn, als je iets kwijt wil, dan kan je altijd bij een vuilnisbak terecht’. Maar de hoofdtoon van het gesprek is mee zoekend en steunend aanwezig zijn bij de klant-koper in diens zoektocht.

 

De begeleider die tegelijk winkelier is, dient niet alleen aandacht te hebben voor de spelers in de winkel maar ook voor de spelers buiten de winkel, vb. kijklustigen. Daarenboven heeft de begeleider aandacht voor de spelers die reeds uit het spel zijn gestapt. Ook al zijn ze uit hun rol gestapt en weer toeschouwer geworden, toch dragen ze nog de belevingen met zich mee én ook het gekochte ‘beeld’, dat nog ‘nawerkt’ in hun handen.

Er zijn ook deelnemers die nog geen speler-koper zijn geworden, die nog worstelen met de beslissing om mee te spelen, om iets te kopen enz. Als begeleider- winkelier kan je hierop inspelen, door in zijn algemeenheid uitspraken te doen over de (weinige) drukte in de straat, over de vreemdheid die mensen voelen als ze zijn ongewone winkel zien enz. Hij kan ook aangeven dat: ‘je vrij mag in en uit lopen’, ‘je uitleg mag vragen aan de winkelier’, ‘er klanten in het verleden zijn geweest die zijn komen vertellen over de sterke gevoelens die ze beleefd hebben in de nadagen van de aankoop’ of ‘zich zo opgelucht wisten na de aankoop’, maar ook dat: ‘sommige klanten zijn zelfs terug gekomen om het geruilde opnieuw in te ruilen’ Zo geef je als begeleider de verschillende mogelijke overwegingen en belevingen die leven bij de deelnemers een plaats en reik je een brug aan om die belevingen te kaderen.

Het spel van de ‘godsbeeldenwinkel’ spreekt de deelnemers in het meest wezenlijke van hun persoon zijn aan. Spelers bieden zich in hun kwetsbaarheid als klant- en koper aan. Ze formuleren daarin hun meest wezenlijke noden. Dat vraagt om een zich wagen, zich kwetsbaar opstellen, zich uit handen geven, in andere handen………………vervolg

 

De uitwisseling na het spel 

Beginvragen bij de uitwisseling behandelen de belevingen en associaties tijdens het spel.

De spelers verwoorden hun ervaringen als toeschouwer, als potentiële koper in de winkelstraat, als bezoeker van de winkel of als koper.

In de uitwisseling gaat de grootste aandacht uit naar de verbeeldende spelervaringen om deze te verbinden met de eigen persoonlijke actualiteit. De beeldende speltaal moet in dagdagelijkse ervaarbare realiteiten om gezet worden waar dit mogelijk is. Wat herkent de deelnemer uit zijn spel als iets van zijn eigen vragen, noden, verlangens, levensrealiteiten. Soms zijn spelers zich na het spel amper bewust van de relatie met het eigen leven en dient de beeldtaal uit het spel weer opgenomen te worden. Er kan daarin naar eerste aanzetten van gelijkenissen met de actualiteit gezocht worden, als een begin van herkenningsproces.

Een laatste deel van de uitwisseling handelt specifiek over aspecten, tekens en beelden van het de zin, waarheid, het wezenlijke heilige, goddelijke... die ze doorheen het spel op het spoor zijn gekomen en hoe die hun huidige beeld, versterken, verruimen, corrigeren.

Variaties

 

De beeldenkraam

Het spel met de beeldenkraam speelt zich af binnen een marktsituatie.

De beeldenwinkel is een open marktkraam geworden.

Deze spelvariatie wordt praktisch op dezelfde wijze gespeeld

als de beeldenwinkel.

Een marktkraam heeft als voordeel dat de winkelier niet moet wachten

op klanten, hij kan iedereen aanspreken op de markt.

Hij kan de mensen te hoop roepen, ook iemand die zich ver houdt

van het spel kan betrokken worden.

Kijkers kunnen direct aangesproken worden,

waren (beelden) kunnen aangeprijsd, voorgesteld

of in de handen aangeboden worden.

Er is geen overgang tussen toeschouwers en spelers.

Iedereen op de markt is potentiële klant-koper.

Iemand die weggaat kan teruggeroepen worden,

iemand die afwacht kan in het spel betrokken worden.

De spelstijl is laagdrempelig, vlot, direct, dynamisch, luchtiger, speels.

Voor een jongerenpubliek wellicht aantrekkelijk van vormgeving.

 

Nadelen bij dit spel zijn mogelijk: de drukte aan de kraam, veel spelers die tegelijk willen bediend worden en het meer door elkaar heen praten. Ook de subtiliteit in het beluisteren en verwoorden, de ruimte voor de overwegingen, het tijd nemen bij twijfel zal onder deze spelvorm te lijden hebben. De taal, de communicatievormen en de bedieningsstijl op een markt zijn minder nauwgezet, attent, zorgzaam, aandachtig.. dan in een winkelsituatie. Meer kans op hilariteit, gelach, schimp en straattaal. Een hele uitdaging voor een marktkramer begeleider om met zijn kwetsbare, broze, softe handel te midden van het marktgewoel zich staande te houden .

 

 

De kerstwinkel(kraam)

 

De voorwerpen uit de godenwinkel

zijn in de kerstwinkel vervangen

door allerlei voorwerpen uit de kerstsfeer.

Kerststalfiguren, (kind, Maria , Jozef, os en ezel,

herders, schapen, koningen, kamelen, engelen)

(liefst meerdere vormen en uit andere culturen)

kerstboompje, denappels,

allerhande dennenboom versieringen, kaarsen,

adventskrans, rood lint, sterren,

maar ook actualiserende elementen,

zoals vredeskaarsen en vredesklokjes,

welzijnszorgcampagne elementen,

foto’s van kribbekinderen vandaag enz.

 

Mensen kunnen hier zoals in de beeldenwinkel iets ‘kopen’ voor de kerst. Ook hier zijn alle voorwerpen van ‘waarde’ en dragen ze een beeldende,

symbolische betekenis die meer oproept dan hun realiteit alleen. Als iemand een kerstbal komt kopen, dan vraagt de begeleider:

“Wat roept die kerstbal bij je op dat je die zo graag wil?” “Wat betekent die voor u?” “Is het dat wat je wil toevoegen aan je kerstfeest?”

“Is dit wat je mist, nog tekort komt?” “Hoe kan dit je kerstfeest meer vervullen.” “Wat wil je hiervoor (in de plaats) geven?”….

Deze werkvorm kan zich ook situeren op een ‘kerstmarkt’ als ‘kerstkraam’ (zie hoger)

 

 

Winkel met bijbelse voorwerpen

 

In de winkel zijn fictieve bijbelse voorwerpen te koop. Er zijn geen echte voorwerpen te zien. De winkelier staat achter een tafel of toog en bedient de klanten. De begeleider winkelier stelt zijn winkel voor als een hele hangar vol met bijbelse voorwerpen zoals: de rib van Adam, de vrucht van Eva, de staf van Mozes, de eik van Mamre, het offermes van Abraham, het kleed van Jozef, de steen in de Jordaan, de slinger van David, het net van de visvangst, het gebroken brood, de ster in het Oosten, de steen voor het graf van Jezus…

De speler kunnen zich één van deze voorwerpen aanschaffen, ze kunnen ook eigen voorwerpen uit de bijbelse wereld bedenken en deze vragen aan de winkelier. De werkvorm verloopt op en zelfde wijze als de beeldenwinkel. Ook de koper klant dient er iets in ruil voor in de plaats te geven. Alleen neemt men geen tasbare voorwerpen mee, maar voorwerpen louter in verbeelding. Het gaat ook hier over de vraag naar waarde en betekenis voor de persoon.

 

Deze werkvorm veronderstelt enige bijbelkennis. Het kan de spelers helpen wanneer een aantal kaartjes met namen (tekeningen) van bijbelse voorwerpen opgehangen worden die een suggestie inhouden of een hulp kunnen zijn bij het oproepen van herinneringen.

Een godsbeeldenwinkel

De beeldenwinkel geeft ruimte aan brede levensbeschouwelijkheid en zinbeleving.

Maar soms is het uitgesproken werken met enkel godsbeelden aangewezen om het denken en beleven van het goddelijke in het eigen leven te kunnen doordenken en doorvoelen. De godenwinkel kan uitgaan van de zelfde beelden van de 'beeldenwinkel' en kan verder aangevuld worden door afbeeldingen die expliciet verwijzen naar bepaalde Godsbeelden zoals: alziende, almachtige, lotsbeslisser, vader, herder, koning, vuur...

Er kan ook gekozen worden voor enkel een veelheid namen voor God.

ook de vraagtekens betrekking tot Godsgeloof kunnen er in betrokken worden.

Helder de doelen bij het begin verwoorden neemt onzekerheden,

twijfels en verwarring bij de deelnemers weg.

Toch dient men zich als begeleider te realiseren dat ‘beelden’

van aspecten van het goddelijke verbonden zijn

met wat mensen als emoties, waarden, zin en verlangen in hun leven ervaren.

Ze zijn niet los van elkaar te denkent_8 wixui-rich-text__text" style="font-size:17px;">