top of page

VERHALEN

Een kerststal is een beeldende voorstelling van de geboorte van Jezus. Omdat Jezus volgens het verhaal van Lucas in een kribbe werd neergelegd, werd er bij die voederbak ook een hele stal geassocieerd. Daarin krijgen de verschillende verhaalfiguren en plaats. Een aantal van de kerststalfiguren komen voor in de geboorteverhalen van Lucas en Mattheus in de bijbel. Maria, Jozef, het kind Jezus, enkele herders, drie wijzen (later hertekend tot koningen) en één of meerdere engelen. Een aantal andere figuren is er door de traditie vanuit de bijbel aan toegevoegd zoals de os en de ezel. Soms zijn het associaties bij de bestaande figuren zoals de schapen bij de herders of kamelen bij de wijzen uit het oosten. Boven de stal prijkt vaak ook een grote ster.

IMG_7703_edited.jpg

De kerststal komt tot leven.

 

Toelichting en situering

Het bibliodramaspel dat hier wordt uitgewerkt, gaat uit van de figuren van de kerststal. In vele gezinnen wordt tijdens de kerstdagen, naast een kerstboom ook een kerststal geplaatst waarin de hoofdfiguren uit de geboorteverhalen van Jezus in beeld worden gebracht. Met deze kerststalfiguren uit de geboorteverhalen van Jezus zal dit spel worden gespeeld.

Het bibliodrama wordt in kleine stappen opgebouwd zodat het voor kinderen die niet met de werkvorm vertrouwd zijn een veilige start wordt. Doorheen het verloop worden ze met mondjesmaat vertrouwder met de speelwijzen van bibliodrama.

 

Doelen

Kinderen bekijken de kerststalfiguren en vertellen over hun eigen ervaringen hiermee.

Kinderen kiezen een figuur uit de kersstal en lichten hun keuze toe.

Kinderen brengen de figuren uit de kerststal spelenderwijs tot leven.

Kinderen herkenen aspecten van zichzelf en de maatschappij in figuren uit de kersstal.

Kinderen ervaren iets van de actualiteit van de geboorteverhalen. 

 

Voorbereiding en aanloop.

 

Startopstelling:  Stoelen in U-vorm, de begeleider in het midden tussen de kinderen. Tussen  de twee uiteinden van van de U-vorm een opstelling maken van de kerststalfiguren op één rij  en door elkaar.  Een doek wordt over de beelden heen gelegd. Achter deze beelden moet er nog vrije speelruimte zijn.

 

De kerststalfiguren: Maria, kind Jezus, Jozef, os, ezel , herder(s) met schapen, engel, wijzen (magiërs, koningen),ster. Het aantal figuren laten afhangen van de grote van de groep (minder figuren in een kleine groep)

In het midden een lichtpunt sfeervol plaatsen (kaars of mooi klein lampje).

 

De kersstalfiguren verkennen

  

Opstart

  • Bij de start het doek over de kerststalfiguren wegnemen.

  • Vraag iedereen te kijken en te zeggen wat hem of haar opvalt. (inzamelen van eerste belevingen)

  • Vraag naar welke herinneringen, belevingen, associaties er bij de kinderen opkomen.

  • Lees een ingekorte kinderbijbeltekst die het verhaal van Lucas met dat van Mattheus combineert.

Geboorte verhaal van Jezus in de kribbe, de aankondiging van de herders, het verhaal van de drie wijzen.

  • Vraag  om opnieuw  naar de kerststalfiguren te kijken en te voelen tot welke kerstfiguur ze zich het meest aangetrokken voelen. Vraag om  die kerststalfiguur waartoe ze zich aangetrokken weten.. op te pakken en bij zich te nemen. De kinderen zeggen elk kort wat hen aantrekt in het beeld dat ze gekozen hebben. De kinderen worden niet ‘verplicht’ een figuur te nemen en niet iedereen zal zijn/haar gekozen figuur kunnen nemen.  Geen nood, deze kinderen krijgen nog wel hun kans, en krijgen nog een bijkomende rol in het spel.

  • Welke figuren blijven nog over? Figuren die niemand kiest? Wat bedenken ze daarbij? Deze eventuele restfiguren  weghalen en bij de kaars plaatsen. Dezefiguren blijven zo in beeld en kunnen verder in het spel een plaats krijgen. Wie zich straks toch tot deze figuren aangetrokken weet, mag die altijd opnemen om mee te spelen.

Spel 1. De kerststalfiguren krijgen en stem.

Degenen met een kerststalfiguur zetten zich op één lijn op de stoelen tegenover de anderen die (nog) geen figuur in handen hebben.

De begeleider vraagt: zich in te leven in de kerststalfiguur alsof ze die zelf zijn.

Elk om beurt de gekozen figuur een plaats geven

op het opengelegd doek, dat dient als speelveld.

Bij het plaatsen van de figuur op het speelveld

leeft de speler zich in, in de kerststalfiguur, en vertelt  wie hij/zij is

en wat de eigen ingesteldheid is, het eigen gevoel,

de motivatie, verlangen… waardoor hij/zij als kerststalfiguur daar aanwezig is.

Vb.’ Ik ben een herder die heel nieuwsgierig is’, ‘ik ben een koning die wil leren van een kind’.

Ik ben een engel en ben blij dat ik eindelijk eens naar de aarde mag komen’. ‘Ik ben een os en voel me gestoord

door die inval van jan en alleman in mijn rustige stal.’ ‘Ik ben een ster en heb nogal moeite moeten doen

om die wijzen naar Bethlehem te krijgen in plaats van Jeruzalem’…

De figuur wordt door elke speler op een door hen/haar gekozen plaats neergezet naar eigen aanvoelen van het moment.

Het kind spreekt uit wie hij/zij is en wat hij/zij voelt, denkt doet  als kerststalfiguur. De speler keert dan naar de eigen

zitplaats terug. Dan komt de volgende speler en geeft de eigen kerststalfiguur een eigen plaats en zegt wie hij is….

Dit gaat na elkaar door tot alle figuren een plaats hebben gekregen.

De toeschouwende kinderen  wordt gevraagd stil te staan bij wat ze tijdens het gebeuren van het spel van de kerststal

zelf voelen en aandacht te geven aan wat hen raakt opvalt, … Na het spel vertellen wat ze ervaren hebben bij de rolinleving

en het spel van de spelers: Geen oordelen, maar een beleving bij zichzelf.

Ze geven (mogelijk) aan op welke plaats ze hun beeld zouden gezet hebben en wat ze als beeld zouden gezegd hebben.

Korte uitwisseling van eerste belevingen als kerststalfiguur.

Wat heb je gedacht, gevoeld, gewild…. bij het spelen met de kerststalfiguren? Vertel er over aan elkaar.

keststal1_edited.png
08f092c381e9834ca4cccbaf387a521a--games-for-christmas-christmas-eve.jpg

Spel 2. De kerststalfiguren komen tot leven.

  • De kinderen worden gevraagd zich in te leven alsof ze zelf deze herder, wijze, engel, ezel…. Zijn. De ‘spelers’  leven zich opnieuw als kerststalfiguur en nemen een gelijkaardige houding als het kerststalbeeldje én nemen ongeveer dezelfde plaatsing aan van het beeld dat ze hebben neergezet op het doek bij het eerste spel. 

  • De kinderen geven aandacht aan de eigen beleving in die houding. “ Je bent nu de kerststalfiguur zoals hij/zij daar aanwezig is, zoals zij /hij daar staat, zit…. Tracht te doorleven wat er door deze figuur heengaat en wat er in deze figuur omgaat”

  • De spelers zeggen telkens één zin (of twee) over wat ze in die houding:  voelen, ervaren, gewaarworden…  Voorbeeld: Ik voel mij als herder…  Ik wil als ster… Ik  kom van ver en…

  • Iedereen komt om beurt aan het woord.

  •  Aan de toeschouwende deelnemers wordt gevraagd om hun eigen belevingen bij  de uiting van de spelers te verwoorden.

  • Dan wordt hen gevraagd om de kerststalfiguur van hun keuze aan te nemen naast of bij  de andere spelers. Ook zij drukken in één zin uit wat zij voelen, doorleven als kerststalfiguur.

  • Daarna gaan de eerste spelers weg van de scène, ze stappen uit hun rol als kerststalfiguur en gaan als toeschouwers zitten. Ze volgen het spel van degenen die nu als speler zijn achtergebleven.

 

Spel 3. De kerstfiguren worden actueel

  • Aan degenen die nog op de speelscène staan wordt gevraagd even hun houding als kerststalfiguur los te laten en zich in te leven alsof ze zelf die figuur waren.

  •  Hoe zouden ze zelf  bij het gebeuren aanwezig zijn. Hoe zouden ze zich nu voelen als een herder, een wijze, Jozef, engel, os, kind Jezus… En welke houding zouden ze zich in die situatie geven. Zouden ze een gelijkaardige houding aannemen als die beelden van herders, koningen, schapen…. Of geheel anders. Leef je in in de houding van jouw kerststalfiguur,  maar op je eigen wijze. Hoe sta, zit, lig je erbij? Ergens dichtbij of veraf. Wat drukt je houding uit? Sta je er met de handen in de zakken bij, op een zekere afstand, of heel nieuwsgierig, verveeld of helemaal afgekeerd…  Sta je dicht bij Maria, kind Jezus, een koning, de ezel…. Of juist veraf…  Hoor je erbij of eerder niet… Wat beleef je, hoe is je ingesteldheid…wat is je taak? Wat zou je willen zeggen daarover….?

  • Om beurt nemen de kinderen een houding aan op het speelveld als één van de kerststalfiguren. Niet langer op de wijze van de kerststalbeeldjes, maar op geheel eigen wijze.

  • Dan wordt aan de toeschouwers gevraagd wat ze zelf ervaren hebben bij de rolinleving van de spelers: Geen oordeel, maar een beleving bij zichzelf.

  • De toeschouwers wordt gevraagd om ook een eigen plaats op de speelscène in te nemen, een houding als kerststalfiguur aan te nemen en zich uit te spreken in hun rol (zoals de eerdere spelers).

Uitwisseling

 De spelers leggen hun gespeelde rollen af, schudden zich de eerste belevingen wat van zich af en gaan samen in een kring zitten als zichzelf.

Ze vertellen aan elkaar:

  • Wat ze beleefd, gedacht, gevoeld, geassocieerd hebben in de rol van kerststalfiguur.

  • Wat ze geassocieerd hebben over zichzelf, over het bijbelverhaal,  over het leven, de maatschappij…

Ze vertellen vanuit zichzelf. Ze kunnen ook aangeven wat ze naar aanleiding van het spel van iemand anders  zelf beleefd hebben. Geen beoordelingen over het spel of de rolinvulling van iemand anders. 

Alle figuren uit de geboorteverhalen spelen mee.

 

Aanloop

Samen met de kinderen wordt geïnventariseerd welke figuren en situaties er op de achtergrond van het verhaal mogelijk nog meespelen in de beide geboorteverhalen of ermee te associëren zijn.

  • Jeruzalem: Koning Herodes, Schriftgeleerden, Hogepriesters,

  • Andere inwoners van Jeruzalem

  • Het oosten: het thuisland van de wijzen.  

  • Herberg: herbergier, dienaren, gasten, plaats van de kribbe

  • Bethlehem: inwoners, stad van David

  • Keizer Augustus, Quirinius, Romeinse legersoldaten, volkstellers.

  • God, Heilige Geest,  Elisabeth, Zacharias, Johannes  

  • Andere…? Figuren die de kinderen zich erbij voorstellen.

De diverse rollen worden  afzonderlijk in het groot

op een blad papier geschreven.

 

Spel 1.

De deelnemers kiezen elk een figuur (rol) die ze willen spelen en zoeken zich een  plaats op het speelveld.

Ze leggen ook het blad met de naam van hun rol aan hun voeten, leesbaar voor de andere spelers. De kinderen kunnen met meerdere een ‘zelfde’ rol opnemen. Er kunnen meerdere personen Herodes zijn of Maria… Ze spelen deze wel op hun eigen wijze.

Ook de figuren uit het eerste spel (kerststalfiguren) kunnen gekozen worden om te spelen.

De bijbelrollendie niet gekozen zijn, kunnen (indien van belang) ergens neergezet worden via de naam van de rol op een blad papier, via het plaatsen van een stoel, een doek of ander voorwerp. Ook kunnen de kerststalbeelden gebruikt worden om de rol te accentueren.

De spelers worden gevraagd zich in te leven in hun rol en kort te vertellen wie ze zijn, wat hun ingesteldheid of hun betrachting is.  De beginsituatie van de inleving is: ‘er is zopas een kind geboren ergens in Bethlehem’.

 De begeleider vraagt elke speler zich voor te stellen.

 

 

  Keizer Augustus    Koning Herodes       Hogepriester             Schriftgeleerden                      Zacharias                                     Elisabeth          Herbergier

 

Spel 2.

De spelers kunnen allen met elkaar in gesprek gaan. Ze spelen elk hun rol vanuit zichzelf. Met hun eigen beleving, inzichten, associaties … en met de verhaalelementen zoals zij die zelf begrijpen, ervaren, doorleven.

Ze kunnen op eigen wijze in beweging komen, handelen…

De spelbegeleider zorgt dat:

  •  ‘het communicatieverkeer ‘ geregeld wordt en  dat iedereen aan bod komt

  • dat het spelen met elkaar gestimuleerd wordt. (dat het de communicatie niet stilvalt).

Na een bepaalde speeltijd wordt het spel afgesloten en krijgt iedereen nog één kans ( één zin) om vanuit de gekozen rol nog iets te zeggen (tegen een andere rol, of voor zichzelf uit of tegen de anderen als geheel)

 

 

Uitwisseling

De kinderen vertellen aan elkaar welke belevingen en ervaringen ze tijdens het spelen geassocieerd hebben met het eigen leven en hun leefomgeving. Welke handelingen en houdingen herkennen ze ook in de samenleving. Bij het uitwisselen worden eigen ervaringen en overwegingen verteld maar geen beoordelingen van medespelers onder elkaar.

kesrstal 2_edited.jpg
schriftgeleerden_edited.jpg
zacharias_edited.jpg
magnificat_edited_edited.jpg
Herodes_edited.jpg
herbergier_edited.jpg
bottom of page