top of page

VERHALEN

De meisjes met de lampen

Dan zal het met het koninkrijk der hemelen gaan als met tien meisjes,

die met hun lampen op weg gingen, de bruidegom tegemoet. 

Vijf van hen waren dom en vijf verstandig.

Want de domme namen wel hun lampen met zich mee, maar geen olie. 

Maar de verstandige namen ook olie mee in kruiken, niet alleen lampen. 

Omdat de bruidegom op zich liet wachten, dommelden ze allemaal in.  

Midden in de nacht klonk er geroep: “Daar is de bruidegom! Ga hem tegemoet!” 

Toen stonden alle meisjes op en maakten hun lampen in orde. 

De domme zeiden tegen de verstandige: “Geef ons van jullie olie, want onze lampen gaan uit.”  

Maar de verstandige gaven ten antwoord: “Nee, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en voor jullie;

ga liever naar de verkopers en koop voor jezelf.” 

Toen ze weg waren om te kopen, kwam de bruidegom, en de meisjes die klaar stonden,

gingen met hem mee naar binnen voor de bruiloft, en de deur ging dicht. 

Later kwamen ook de andere meisjes en riepen: “Heer, heer, doe open voor ons.” 

Maar hij antwoordde: “Ik verzeker jullie, ik ken jullie niet.” 

Wees dus waakzaam, want je kent dag noch uur.

 

Mattheus 25, 1- 13​

 

Bibliodrama: De meisjes met de lampen

Doelen

Zich inleven in een personage van een bijbelverhaal en proberen te voelen wat het met henzelf /zichzelf doet.

Aandacht geven aan de belevingen die daarbij opkomen (gevoelens, verbeelding, associaties, herinneringen…)

Uitdrukking geven aan deze bijbelrol mits gebruikmaking van materialen.

Zichzelf in de rol in woord en beeld uitdrukken, voorstellen.

Iets van hun doorleving vertellen.

Verbindingen met de eigen levenservaringen en uit de leefomgevingaan elkaar vertellen

 

Spelverloop

1. Het verhaal wordt voorgelezen.

(in de verhaaltekst taalgebruik overwegen: domme/verstandige  of dwaze /wijze en maagden/meisjes/bruidsmeisjes…

 

2. Enkele korte eerste reacties bij de tekst inzamelen.

Beetje uitleg: vb. olie staat mogelijk voor: wat je brandend houdt, wat je eigen licht voedt, wat je aanwakkert, je spirit, je geestdrift…

De bruidegom staat voor wat wezenlijk is, heilig is, voor het goddelijke.

 

3. Rolinleving

De spelers worden uitgenodigd zich te identificeren met één van de meisjes uit het verhaal. Met een duidelijke keuze voor de rol van domme, dwaze… of wijze, verstandige… Mannelijke spelers worden uitgenodigd de rol van een vrouw/meisje op zich te nemen. Indien dit te moeilijk is voor iemand, mag deze zich inleven als ‘bruidsjongen’.

Het verhaal wordt mogelijk nogmaals voorgelezen.

Ze trachten een keuze te maken vanuit het gevoel en stellen zich de vraag: tot wie voel ik mij aangetrokken, welke van beide rollen raakt me het meest.

De spelers op de speelscène leven zich in, in de gekozen rol.

​Om zich in te leven in de rol kunnen ze één doek kiezen om zich mee aan te kleden. Niet om zich te verkleden, maar om iets van hun verstandig/wijs of dwaas/dom zijn uit te drukken. En verder worden ze uitgenodigd om één lampje uit te kiezen uit een reeks van aangeboden lampionnen, olielampen, lantarens…  dat op één of ander manier bij hen past, raakt, treft, betekenis oproept, herinneringen… Een lampje dat mogelijk mee uitdrukking geeft aan de verhaalrol, aan zichzelf in dat verhaalpersonage. Ze kunnen er zelf voor kiezen het lampje al dan niet aan te steken. Voorzichtigheid is geboden bij het aansteken, hanteren en bij het terug neerzetten en uitblazen.

 

De spelers leven zich definitief in hun rol in. Ze kiezen een eigen plaats in de spelruimte, nemen een houding aan die bij hun rol past, wijze en dwaze meisjes door elkaar op de speelscène.

De begeleider zegt dat hij ieder van hen zal vragen: Wie ben je en hen daarmee uitnodigt om zichzelf voor te stellen: als meisje met een lamp dat staat te wachten op de bruidegom. Probeer je voor te stellen wie je bent, wat je doet, hoe je je daarbij voelt, wat voor licht je mee draagt, wat hoop je hier te vinden, waar je naar uitkijkt, hoe je er met het licht bijstaat. Je speelt een bijbelrol maar helemaal vanuit jezelf.

 

4. Uitbeelding van het verhaalpersonage

Om beurten vertellen de spelers over zichzelf als meisje met een licht.

De begeleider stelt mogelijk vragen naar verduidelijking, om inleving te versterken, om meer diepgang, om te helpen woorden of richting te vinden… Bij grote groepen de vragen beperken.

De centrale instructie moet ‘het op verhaal komen van de spelers’ losweken.

Spelers die al te uitvoerig in hun rol losbarsten, afgrenzen met de vraag: kan je ons even in één zin zeggen waar het je om gaat?

Helpende, ondersteunende en verdiepende vraagstelling: >> Zie Werkvorm Interview

 

Mogelijk bijkomende inhoudelijke vragen als een speler dit mogelijk aanraakt:

  • Hoe voelt het als bruidsmeisje? Hoe voelt je lampje aan. Wat roept je lampje bij je op?

  • Hoe ervaar je het licht van je lampje?

  • Vertel eens waarom je wel of geen olie mee hebt genomen.

  • Waarom wil je geen olie delen met de andere meisjes. Wat is er zo belangrijk aan die reden?

  • Waarom wil je met de bruidegom mee? Wat betekent die voor je?

  • Als je nog olie gaat bijhalen? Ga je dan op tijd terug zijn?

  • Als je nu zou weten dat je te laat zal zijn als je olie gaat halen zou je er dan anders mee omgaan? Zou je andere dingen doen?

  • Denk je dat je nog toegelaten wordt als je te laat bent? Waarom denk je dat? Hoe beleef je dat.

 

5. Interactie

Nadat ieder zich heeft voorgesteld kunnen de spelers nog kort met elkaar communiceren. De begeleider regelt wel het communicatieverkeer. Vb. Is er iemand van jullie (bruids)meisjes die iets wil zeggen aan één van de andere bruidsmeisjes, aan alle dwaze of (enkel) aan de wijze meisjes? Je kan iets opmerken, iets vragen of gewoon vanuit jezelf voor wie het horen wil.

Meer informatie over het begeleiden van de interactie: Zie boek 'Bibliodrama begeleiden' >> Naar boek

6. Uitwisseling

De spelers worden uitgenodigd zich te ontrollen. Ontrollen van het personage en van de voorwerpen.

Nadien volgt een moment van uitwisseling:

Wat heeft jezelf geraakt, verwonderd in wat je zelf gespeeld hebt?

Wat heb je daarbij gevoeld, geassocieerd, bedacht…? Welke verbindingen met je eigen leven heb je gevoeld, ervaren, gezien….?

Heb je iets van jezelf in herkend? Wat heb je uit het spel van de anderen voor jezelf geleerd?

Heb je iets over het verhaal… geleerd.  Wat wil je uit je spel, dit spel onthouden voor jezelf?

7. Het verhaal wordt herlezen als afronding

 

 

 

 

De meisjes met de lampen

Aandachtspunten en Variaties

 

Het Bijbelverhaal dient niet noodzakelijk letterlijk gevolgd worden, ook tegendraads en andersoortig spel is mogelijk.

 

Met een grote groep spelers wordt de groep in tweeën gedeeld. Een groep spelers en een groep toeschouwers.

Later worden deze rollen omgewisseld.

Een speelspanning en inleefintensiteit lang vasthouden is voor veel mensen moeilijk.

Het heeft tot gevolg: verlies aan concentratie, uit de rol vallen en vertonen van licht storend gedrag.

De toeschouwers krijgen de dubbele opdracht mee:

Eén. Goed te kijken en te luisteren naar wat en hoe de spelers hun verhaal brengen (zonder zelf enige commentaar te laten blijken) en zich er door te laten beïndrukken.

Twee. Na het spel van de spelers wordt hen gevraagd iets te zeggen wat hen geraakt, getroffen, geboeid heeft in het spel van de anderen. Geen oordelen! Vb. Ik werd geraakt door… Het deed me denken aan… Ik voelde op dat moment…Ik zag mezelf als…

De indeling van de ruimte geeft een plaats aan de toeschouwers en een plaats aan het speelveld voor de spelers.

Het speelveld is het grootste deel van het lokaal ongeveer 2/3.

Een imaginaire streep (eventueel een krijtstreep of tapelijn ) door de ruimte.

De streep in de breedte van het lokaal geeft meer veiligheid aan de spelers, ze kunnen meer afstand nemen van het publiek, zich wat meer achter elkaar verbergen… 

Het speelveld in de volle lengte van het lokaal, zorgt vaak voor een grotere intensiteit (als er voldoende veiligheid is).

Spelers en toeschouwers zitten dicht op elkaar, het verhoogt de wederzijdse spanning.

De toeschouwers zetten zich neer (op stoelen, kussens of op de grond) op het kleinste deel van het lokaal.

Gewoon naast elkaar of op twee rijen.

 

Na de voorstelling vertellen de toeschouwers om beurt wat hun geraakt heeft in het spel van de spelers.

Geen oordelen, enkel eigen belevingen vanuit hun geraaktheid, geboeid zijn, verbindingen met zichzelf.

 

Dan worden de rollen omgedraaid: toeschouwers worden spelers en nemen op de speelscène met hun lamp en een doek een plaats in en leven zich in, in hun verhaalrol…

De meisjes met de lampen

Variatie

Roldoorleving

Na een rolinleving kan er een roldoorleving  plaats vinden

De begeleider vraagt aan de spelers in de rol van 'meisjes met de lampen' hun rolinleving te versterken, te verdiepen, te verruimen...

Dit wordt 'roldoorleving' genoemd.

Suggesties hiervoor kunnen zijn:

  • De eigen lamp, het eigen licht verzorgen, koesteren, in het licht stellen, een plek geven…

  • Aandacht geven aan je eigen lamp, licht en je relatie ermee.

  • Bewust worden en verkennen. Rondlopend in de ruimte. Hoe wordt en blijft je licht lichtgevend?

    • Sinds wanneer is je lamp, je licht ‘lichtgevend’? Hoe is ze dat geworden?

    • Door wie of wat wordt je licht gevoed? Hoe ben je daar mee bezig?

    • Hoe houd je je lamp brandend?

    • Waarvoor houd je je lamp brandend?

    • Hoe waak je en waarover, hoe wacht je en waarop?

Meer informatie over Rolinleving en Roldoorleving:  >>Zie Werkvorm Rolinleving

bottom of page