Bibliodrama

VERHALEN
Islam

De zijden jas van Hodja
Hodja heeft een uitnodiging ontvangen om naar een feest te gaan. Maar de avond van het feest komt Hodja laat terug van het werk. Het feest is al begonnen en Hodja heeft geen tijd meer om zich te wassen en zijn mooie kleren aan te doen. Daarom gaat hij in z’n alledaagse kleren naar het feest toe.
Alle gasten zijn aanwezig in hun mooiste kleren en zitten thee te drinken, terwijl de tafel wordt gedekt. Als Hodja binnenkomt, komt de gastheer niet naar Hodja toe om hem te verwelkomen. Niemand zegt ‘Marhaban’ tegen Hodja, niemand die hem welkom heet. Niemand komt naar hem toe. Niemand zegt:’Gaat u hier maar zitten.’ Niemand schenkt hem een glas muntthee in.
Hodja wordt een beetje boos. Hij keert zich om en loopt de kamer uit. Dan gaat hij bedroefd terug naar huis.Thuis trekt hij zijn feestkleren aan en daarover zijn mooie zijden jas met vele feestkleuren aan.
Als hij weer teruggaat naar het feest, staat al het eten op tafel en worden de gasten door de gastheer uitgenodigd om aan tafel te komen. Als de gastheer Hodja ziet, gaat hij naar hem toe en zegt ‘Marhaban, hoe gaat het met u? Komt u naast mij zitten aan tafel? Tegen de bediende zegt hij:’Leg eens een kussen achter zijn rug.’ En hij schept zelf het bord van Hodja in met de lekkerste hapjes. Iedereen zegt: ‘Bismillah’ en spreekt de naam van God uit over het eten. Men neemt een lepel en begint te eten.
Maar Hodja pakt de punt van zijn mooie zijden jas en doopt die in de soep en zegt:’Eet smakelijk, jas’. Hodja pakt een stukje brood en steekt het in de zak van zijn jas en zegt:’Eet smakelijk, jas, eet smakelijk.” En in de andere zak stopt hij wat dadels: ”Eet smakelijk jas”.
De gasten kijken verbaasd naar Hodja en de gastheer zegt: ‘Maar Hodja wat doe u nu? Hodja neemt opnieuw de punt van zijn jas en doopt die in de soep en zegt: ‘Ik geef mijn jas te eten.’ ‘Maakt u een grapje Hodja’, vraagt de gastheer. ‘Neen,’ zegt Hodja, ’dit is geen grapje. Toen ik in mijn alledaagse kleren binnenkwam, werd ik niet welkom geheten want er was niemand die Marhaban tegen me zei. Er was niemand die naar mij toekwam. Niemand die zei: Hodja kom naast mij zitten. Ik kreeg niet eens een kopje thee.
Maar toen mijn mooie zijden mantel binnen kwam zei u: ‘Marhaban, wees welkom, hoe gaat het met u. En mijn jas mocht naast u aan tafel zitten. De lekkerste hapjes werden voor mijn jas neergezet. Daarom geef ik mijn jas nu te eten. Want mijn jas is hier welkom en te gast en niet de persoon die er in zit.
Naar een verhaal uit: Offringa, B., Marbahan, Verhalen uit de islam, ’s-Gravenhage, 1989.

De zijden jas van Hodja
1. Het verhaal wordt voorgelezen
2. Kort gesprek als verdere verkenning van het verhaal
In de islam is gastvrijheid heel belangrijk. Tijdens feesten maar ook in het dagelijkse leven zijn gasten erg welkom en worden goed onthaalt. Er bestaan vele verhalen om op het belang van gastvrijheid te wijzen. De zorg om elkaar laten ze zo aan elkaar zien.
Welke kleren draagt Hodja als hij op het feest binnenkomt? Wat is het gedrag van de gastheer en de genodigden? Hoe voelt Hodja zich? Is er met zorg met hem omgegaan? Wat zou er binnen in hem allemaal door hem heen gaan? Weet hij zich gerespecteerd?
Welke kleren draagt Hodja toen hij voor de tweede keer naar het feest ging? Hoe gedraagt de gastheer zich nu? Wat denk je van wat Hodja doet? Hoe begrijp je dat? Vindt je dit grappig? Vertel even. Wat wil dit verhaal vertellen denk je?
3. Iemand niet verwelkomen
- Verhaalfragment lezen
Alle gasten zijn aanwezig in hun mooiste kleren en zitten thee te drinken, terwijl de tafel wordt gedekt. Als Hodja binnenkomt, komt de gastheer niet naar Hodja toe om hem te verwelkomen. Niemand zegt ‘Marhaban’ tegen Hodja, niemand die hem welkom heet. Niemand komt naar hem toe. Niemand zegt:’Gaat u hier maar zitten.’ Niemand schenkt hem een glas muntthee in.
- Niet welkom heten en niet welkom zijn
Alle spelers (op één na) leven zich in als gasten in hun mooiste kleren bij een feestmaal. Ze spelen hun verhaalpersonage zoals het verhaal aangeeft. Ze geven zichzelf een houding en eigen gedragingen in deze situatie. Eén speler leeft zich in als Hodja die binnenkomt in zijn werkkleren.
De speler die de figuur van Hodja speelt kan ervaren hoe het is om niet te worden welkom geheten, niet te worden aangesproken, geen plaats te krijgen, geen thee te krijgen aangeboden.
Meerdere spelers verkennen de rol van Hodja. Ze staan stil bij hoe het voelt om ergens niet welkom te zijn.
De andere spelers die 'de andere gasten' spelen kunnen meerdere verschillende houdingen t.o..v Hodja verkennen. Vb. wegkijken, de rug draaien, langs iemand heen kijken, druk doen, onder elkaar babbelen, fluisteren, kwaadspreken over Hodja...
- Uitwisselen
De spelers stappen uit hun rol, schudden het van zich af en gaan samen in een kring zitten
Ze vertellen aan elkaar hoe ze het beleefd hebben om Hodja niet welkom te heten, geen plaats te geven, geen thee...
Daarna vertellen degenen die Hodja gespeeld hebben hoe ze het ervaren hebben om als Hodja niet welkom te zijn. Wat hebben ze gevoeld, gedacht, gewaar geworden, willen doen?
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
4. Iemand verwelkomen
- Verhaalfragment lezen
Thuis trekt hij zijn feestkleren aan en daarover zijn mooie zijden jas met vele feestkleuren aan. Als hij weer teruggaat naar het feest, staat al het eten op tafel en worden de gasten door de gastheer uitgenodigd om aan tafel te komen. Als de gastheer Hodja ziet, gaat hij naar hem toe en zegt ‘Marhaban, hoe gaat het met u? Komt u naast mij zitten aan tafel? Tegen de bediende zegt hij:’Leg eens een kussen achter zijn rug.’ En hij schept zelf het bord van Hodja in met de lekkerste hapjes. Iedereen zegt: ‘Bismillah’ en spreekt de naam van God uit over het eten.
- Iemand welkom heten en welkom zijn
Dezelfde wijze van spelen als in bovenstaande speelwijze.
Degenen die de personages van de andere gasten spelen, gaan nu Hodja wel welkom heten. Ze worden zich bewust op welke wijze ze iemand begroeten, een plaats aanbieden, thee aanbieden...
De speler die Hodja speelt, draagt eventueel een mooi jas of een soort manteldoek om de schouders. Deze speler ervaart hoe het is om te worden welkom geheten, een plaats aangeboden, thee enz...
Deze spelmomenten worden meermaals herhaald met een andere speler als Hodja. Ook de andere spelers als gasten verkennen de rol die ze spelen op meerdere wijzen.
- Uitwisselen
De spelers stappen uit hun rol, schudden het van zich af en gaan samen in een kring zitten
Ze vertellen aan elkaar hoe ze het beleefd hebben om Hodja welkom te heten, een plaats te geven, thee aan te bieden...
Daarna vertellen degenen die Hodja gespeeld hebben hoe ze het ervaren hebben om als Hodja welkom te zijn. Wat hebben ze gevoeld, gedacht, gewaar geworden, willen doen? Hoe voelt het om te worden welkom geheten?
Er wordt gereflecteerd over de diverse wijzen waarop in het spel werd welkom geheten, een plaats werd gegeven, thee aangeboden...
Er word samen gezocht op welke wijze dat nog anders kan. Samen meerdere handelingen en houdingen opsommen en samenleggen.
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
5. Iemand welkom heten, inoefenen
- In groepjes van 4 tot 5 spelers.
Be bovenstaande scène naspelen en daarbij de diverse, in de uitwisseling besproken, gedragingen en houdingen proeven, verkennen, ervaren en inoefenen. Telkens om beurten speelt een andere deelnemer de rol van Hodja. Ook de andere rolgedragingen van de 'gasten' worden door telkens andere spelers verkend: het welkom heten, het vragen hoe het met iemand gaat, het iemand een plaats geven, het thee aanbieden...
- Uitwisseling in de kleine groep
De iverse belevingen in de rollen worden uitgewisseld en samen besproken welke houdingen en handelingen ze het best kunnen stellen. Welke handelingen hen niet goed liggen. Wat ze nog meer zouden willen verkennen of oefenen.
Meer uitleg over werken met 'werkwoorden': >> Naar Werkvorm: Werkwoorden
6. Hodja vertelt waarom hij zijn zijden jas te eten geeft
- Het verhaal lezen
De gasten kijken verbaasd naar Hodja en de gastheer zegt: ‘Maar Hodja wat doe u nu? Hodja neemt opnieuw de punt van zijn jas en doopt die in de soep en zegt: ‘Ik geef mijn jas te eten.’ ‘Maakt u een grapje Hodja’, vraagt de gastheer. ‘Neen,’ zegt Hodja, ’dit is geen grapje. Toen ik in mijn alledaagse kleren binnenkwam, werd ik niet welkom geheten want er was niemand die Marhaban tegen me zei. Er was niemand die naar mij toekwam. Niemand die zei: Hodja kom naast mij zitten. Ik kreeg niet eens een kopje thee. Maar toen mijn mooie zijden mantel binnen kwam zei u: ‘Marhaban, wees welkom, hoe gaat het met u. En mijn jas mocht naast u aan tafel zitten. De lekkerste hapjes werden voor mijn jas neergezet. Daarom geef ik mijn jas nu te eten. Want mijn jas is hier welkom en te gast en niet de persoon die er in zit.
- Het spelen van Hodja die vertelt waarom hij zijn jas te eten geeft.
De spelers leven zich in, in de verhaalfiguur van Hodja, die vertelt waarom hij zijn zijden jas te eten geeft.
Om beurten houden ze op geheel eigen wijze een korte uiteenzetting.
Daarin ervaren ze hoe het voelt om de 'gasten' op hun plaats te zetten, om aan te geven welk gedrag van waarde is en wat niet...
Ze proeven hoe ze dit met de nodige humor, fijnzinnigheid, sarcasme, verontwaardiging... kunnen brengen.
- Uitwisseling
De diverse spelers in de rol van Hodja vertellen hoe het was om zo'n speech te houden.
De gasten hoe het was om zo'n speech te aanhoren.
Meer informatie over de uitwisseling: >>Zie Begeleiden Uitwisseling
7. Het verhaal wordt tot slot herlezen